Hoofdstuk 1 - 4: Extra oefenblok: Opdracht: 8

1. Marcus: waarom aarzel jij door de straten te wandelen?
2. Waarom ben jij hier altijd en studeer jij gewoonlijk?
3. Vind je het niet leuk tussen de mensen te zijn?
4. Waarom aarzel jij met mij te spelen?
5. Titus aarzelt te antwoorden
6. Maar dan: ik vind het niet altijd leuk te studeren.
7. Het bevalt hem ook niet zoveel geschreeuw te horen.
8. Ik wil vrienden zien, ik houd van spelen.
9. Marcus: Vandaag is spelen niet mogelijk, omdat er hier zoveel mensen zijn.
10. Waarom gaan we niet naar het koude bad?
11. Titus: Ik aarzel niet naar het koude bad te gaan.
12. Want het is leuk daar te zijn, waar niet zoveel mensen zijn.