Hoofdstuk 6, tekst A: De invalide 2

1. het betoog is niet veel over mijn paardrijkunst
2 want ik, raad, meen dat alle invaliden een of ander middel zoeken
3. dat het leven pijnloos maakt. zo heb ik het paard verworven
4. waarvan de aanklager veel melding heeft gemaakt.
5. uiteraard zegt hij dat ik door overmoed op het paard klim, maar hij liegt.
7. want dat doe ik door het ongeluk. En dit ongeluk dat ik sinds mijn geboorte heb, zien jullie allen in.
8. dus waarom zei hij dit? het is gemakkelijk te begrijpen dat de aanklager jaloers op mij is.
9. want hij heeft zelf geen paard, waarop hij kan klimmen.
10. dit zei hij ook als andere aanklacht.
11. want hij probeerde aan te tonen dat het paard het bewijs is van mijn vermogen
12. en dat ik vanwege het vermogen niet rechtvaardig geld krijg van de 13. staat.
14. maar luister, mannen, en maak geen lawaai, want het paard dat ik gebruik is oud.
15. en kan mij met moeite dragen.
16. als ik geld had, zou ik niet op het oude paard klimmen.
17. want niemand is zo dwaas, dat terwijl je geld hebt op een oud paard klimt.
18. daarom is het paard het bewijs dat ik onvermogend ben
19. en het geld, dat de stad geeft,
20. krijg ik rechtvaardig.