Hellenike > Boek 1
Hoofdstuk 3, tekst C: Waar is de beste generaal?
Op het schip praten Dikaiopolis en de matrozen met elkaar.Dikaiopolis: Bij Zeus, het gevaar op Salamis is verschrikkelijk en groot. Kijk, rapsode: maar waar is de man? Want ik zie de man niet.
Matroos: Kijk, die rapsode kruipt weg in het schip, zoals een Griek in de macht van Hektor. Want hij is bang voor de Spartanen.
Dikaiopolis: Zeg mij eens, rapsode, wat doe je? Neemt een angst je gevangen? Want jij bent de beste Griekse veldheer. Doe dat niet en wees niet bang voor de Spartanen. Kijk, we zijn al dicht bij de haven.
Rapsode: Wat zeg je? Komen de Spartanen eraan? Want ik ben bang voor de Spartanen. Want ze nemen matrozen gevangen en doden ze.
Matroos: Maar er komt geen schip, beste kerel. En het is duidelijk, dat er geen Spartanen arriveren. Neem niemand gevangen en dood ook niemand. Herinner jij je de woorden van Perikles niet?
Rapsode: Welke woorden zijn dat? Wee mij, want ik herinner het me niet.
Matroos: Dus luister, wat de Spartaan in de volksvergadering zegt. Over de oorlog en de scheepvaart, wees niet bang, Atheense man, voor de Spartanen. Want ze zijn een machtig op het land, maar wij zijn machtig op het gebied van de zee. Maar wij gaan met enige ervaring op het lang. Daar gaat niemand met ervaring naar de scheepvaart. En bovendien leren de Spartanen de scheepvaart niet makkelijk. Ze zijn boeren en geen scheepslui. En dat is het vak van het varen. En die mannen leren door de oefening. Want jullie weten het niet makkelijk goed maar met veel oefeningen leren jullie het vak . Maar de Spartenen, zegt iemand van jullie, degenen die dan niet. Ik antwoordL maar wij niet. Als wij moedig zijn op de zee, verhinderen wij het.
Dikaiopolis: Kijk, de haven. Hoe talrijk zijn de mannen. Kijk! Zoals de mieren, zo verzamelen die matrozen zich op de haven. Want de menigte schepen en matrozen is groot.