Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 12, tekst 2E
1 Geld zal jou echter niet gelijk maken aan de god: god heeft niets. De toga met de purperen zoom zal je niet gelijk maken (aan de god): god is naakt. Reputatie zal je niet gelijk maken (aan de god) en niet het pronken met jezelf en de bekendheid van je naam verspreid over de volkeren: niemand kent god, velen denken slecht over hem, en ongestraft. Niet zal een groep slaven jou gelijk maken (aan de god) die jouw draagstoel dragen over de wegen in de stad en op het land: die grootste en machtigste god vervoert zelf alles. Zelfs niet schoonheid en krachten kunnen jou gelukkig5 maken: niets van deze dingen is bestand tegen ouderdom.
Er moet dat gezocht worden wat niet van dag tot dag in de macht van datgene komt waaraan geen weerstand geboden kan worden. Wat is dat? De geest, maar wel (een geest die) juist, goed en groot (is). Wat anders zou jij deze kunnen noemen dan god die (als gast) verblijft in het menselijk lichaam? Deze geest kan zowel in een Romeinse ridder, als in een vrijgelatene, als in een slaaf terechtkomen. Wat is immers een Romeinse ridder of vrijgelatene of slaaf? Het zijn namen die uit eerzucht of uit onrecht zijn voortgekomen. Het is geoorloofd naar de hemel op te springen
10 vanuit een uithoek. Verhef je slechts 'en maak ook jezelf waardig aan god'. Je zult je echter niet met goud of zilver (waardig aan god) maken: uit dit materiaal kan geen beeld dat op god lijkt gevormd worden; bedenk dat zij, toen zij gunstig gezind waren, van aardewerk geweest zijn. Gegroet.