Hoofdstuk 10, tekst C: taaloefeningen

A.
1. ev.
terrueram
terrueras
terruerat

mv.
terrueramus
terrueratis
terruerant

2. ev.
ceperam
ceperas
ceperat

mv.
ceperamus
ceperatis
ceperant

B.
1. jullie hadden gezonden
2. hij was geweest
3. jij had gegroet
4. zij hadden gezonden
5. ik was geweest
6. ik had gegroet
7. hij had gezonden
8. wij hadden gegroet

C.
1. jullie waren gekomen
2. hij was begonnen
3. zij hadden gestaan
4. ik had gedaan
5. aanwezig te zijn geweest
6. jullie hadden achtergelaten
7. te hebben verdedigd
8. hij bleef staan | P
9. hij blijft staan
10. jij had vertelt
11. hij had in brand gestoken
12. hij stak in brand
13. zij waren ontkomen
14. hoor(t) / jullie moeten horen
15. hij lachte | P
16. wij hadden geroepen
17. ik was aanwezig geweest
18. jullie hadden verloren
19. jullie horen
20. te hebben geantwoord | P