Fabulae
Hoofdstuk 4, oefening 56
JUPITER DOMPELT DE GROTE AARDE ONDER.Jupiter is boos op de mensen. Hij roept de goden ter vergadering en zegt: "Ik ben kwaad op het mensengeslacht, want mannen noch vrouwen vereren de goden. Luister, goden! Ik vertel over de goddeloosheid van de mens. Vaak wandel ik in de gedaante van een mens op aarde; mensen zien mijn wonderen en vereren mij als god.
Ik kom in Arcadië. Hier woont Lycaon, een goddeloze en slechte koning. Hij houdt mij niet voor een god. Daarom wil hij mij op de proef stellen. Hij doodt een fatsoenlijk mens en maakt stiekem het vlees van de man klaar. Hij zet mij het vlees voor en zegt: "Beste gast, ik geef aan u goed vlees, eet het vlees, vriend!"
Maar ik doorzie de infame list van de koning en ik straf Lycaon; ik steek zijn huis in brand en ik verander de schaamteloze man in een wolf.
Veel mensen evenaren de slechtheid van Lycaon. Dus wens ik het mensengeslacht te vernietigen. Zet de aarde onder water, goden! Neptunus, help mij; help mij, goden!"
De goden gehoorzamen Jupiter. Zij gieten water op de aarde. Mensen, beesten, akkers, huizen, bomen, bergen zetten zij onder water. Het mensengeslacht komt om, maar één man en één vrouw blijven over: Deucalion en Pyrrha.