Fabulae
Hoofdstuk 22, oefening 147
idem, ipse1 Eis pueris idem promittam. Ik zal die jongens hetzelfde beloven.
2 Eisdem pueris hoc promittam. Ik zal dit aan dezelfde jongens beloven.
3 Ne consilia ista probarentur. Werden die plannen maar niet goedgekeurd.
4 Id cives ipsi nescient. Dit zullen de burgers zelf niet weten.
5 Deae ipsi nocere temptas. Jij probeert de godin zelf te schaden.
6 Milites eidem istos hostes vincent. Dezelfde soldaten zullen die vijanden overwinnen.
7 Eidem duci parebunt. Zij zullen dezelfde leider gehoorzamen.
8 Augur idem ea omina explicavit. Dezelfde vogelwichelaar heeft die voortekens verklaard.
9 Dux ipse cadet. De leider zelf zal vallen/sneuvelen.
10 Urbem ipsam capere non poteris. De stad zelf zal jij niet kunnen innemen.
11 Filius regis ipse veniat. Laat de zoon van de koning in eigen persoon komen.
12 Filius ipsius regis veniet. De zoon van de koning zelf zal komen.
13 Ipsi videre potestis. Jullie kunnen zelf kijken.
14 Ipsi patri narra. Vertel het aan vader zelf.
15 Hoc ipse patri narra. Vertel dit zelf aan vader.
16 Eos ipsos augures consulam. a) Laat ik diezelfde auguren raadplegen. b) Ik zal diezelfde auguren raadplegen.
17 Dolore eorundem vulnerum vexaberis. Jij zal met de pijn van dezelfde (soort) verwondingen gekweld worden.
18 Ea signa idem significant. Die tekens betekenen hetzelfde.
19 Arcu eiusdem viri vulnerabimini. Jullie zullen verwond worden door de boog van dezelfde man.
20 Non eandem urbem petemus. Wij zullen niet dezelfde stad aanvallen.