Hoofdstuk 27, tekst A

Caligula, heeft toen hij in Germanië geen echte overwinning kon halen een list gebruikt: hij beval enkele Germaanse lijfwachten over de rivier de Rijn te voeren en zich in het bos te verbergen en na het ontbijt aan hem te berichten dat de vijanden aanwezig waren. Nadat hij de vrienden en een deel van het leger aangespoord om hem te volgen, vertrok Caligula meteen uit het legerkamp naar het dichtsbijgelegen bos. Nadat hij de bomen had gekapt en als trofeeën had versierd, keerde hij terug met de geboeide Germaanse lijfwachten in het legerkamp zogenaamd als krijgsgevangene. Vervolgens verzond hij een brief naar de senaat, waarin hij woedend klaagde dat degene die voor het vaderland vochten waren afgemat, terwijl de senatoren van Rome feest vierden. Na dit "succes" voerde hij zijn leger naar de kust van de oceaan. Nadat hij het leger in slagorde opgesteld had, droeg hij daar de verbaasde soldaten op om schelpen te verzamelen en de helm te vullen, terwijl hij dit "de buit van de oceaan" noemde. Teruggekeerd in Rome toonde hij de schelpen aan de senatoren en sprak zo; "Senatoren, ik ben teruggekeerd en heb grote verdiensten verricht. Laten we nu genieten van de overwinning.''