Hoofdstuk 14, tekst A (versie 1)

1. Dus besloot de tweeling de goden te raadplegen en een teken af te wachten:
2. ieder ging op een van de zeven heuvels van het toekomstige Rome zitten
3. en wachtten de vogels van Jupiter af.
4. Intussen bad Romulus, die op de Palatijn zat, tot Jupiter:
5. "Grote (machtige) Jupiter, voor wie ik altijd vele offers heb gemaakt, help mij nu!"
6. Maar ook Remus, die op de Aventijn zat, bad:
7. "Jupiter, die ik altijd heb vereerd, ik smeek je: zend mij nu een teken!"
8. Terwijl de broers smeekte, kijk, vlogen 6 vogels ( in de) richting ( van) de Aventijn.
9. Remus was al blij, toen plotseling twaalf vogels zich aan Romulus vertoonden.
10. Wie van hen was nu koning? Remus, die als eerste zes vogels had gezien,
11. of Romulus, aan wie later het dubbele aantal zich had vertoond?
12. In de strijd, die toen tussen de broers is ontstaan, is Remus dood neergevallen.
13. Zo is Romulus koning van Rome geworden.
14. De Romeinen vertellen ook een ander verhaal over de dood van Remus: eens
15. bouwden de broers muren voor hun nieuwe stad. De muren, die Romulus bouwde,
16. waren nog niet hoog, toen Remus om zijn broer te bespotten er overheen sprong.
17. Vervolgens doodde Romulus Remus woedend, die over zijn muren had gesprongen.