Les 14: een houten paard

Al gauw vernamen de Trojanen dat de Grieken niet meer aanwezig waren. Zij waren blij en gingen overal heen: sommigen gingen naar de plaats, waar de tenten van de Grieken altijd stonden, anderen gingen naar het strand, waar de schepen lagen. Daar zagen ze een heel groot houten paard. Ze verwonderden zich zeer en overlegden over de kwestie. Sommigen wilden het paard met vuur vernietigen, maar anderen zeiden: "De Grieken lieten het paard achter als geschenk voor Athena; en als wij hem in Troje hebben, beschermt de Godin de Grieken niet meer, maar óns."
En een paar mannen voerden het paard reeds af naar Troje, maar Laokoön, de priester van Poseidon, rende samen met zijn zoons naar hen toe en zei: "Idioten! , menen jullie dat de Grieken ooit zullen vluchten voor de oorlog? Vertrouw niet op hun geschenken: begrijp dat het paard een list is." En toen gooide hij een lans en raakte de buik van het paard.
En plotseling kwamen er twee slangen uit de zee. Meteen vielen zij Laokoön en zijn zoons aan. Eerst wikkelden zij hun lange lichamen om de kinderen heen, en daarna grepen zij ook de vader. De dieren sleepten hen de zee in, waar het water de kinderen en de man verzwolg.
De Trojanen beschouwden hun dood als een straf van de goden en brachten met angst het paard zo snel mogelijk naar Troje, want ze waren niet op de hoogte van het gevaar.