Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 8, tekst 9: Hannibals dood
1 Toen deze dingen/gebeurtenissen in Klein-Azië plaatsvonden, gebeurde het toevallig/door toeval dat gezanten van Prusias in Rome bij oud-consul Titus Quinctinus Flamininus dineerden en dat, toen daar Hannibal ter sprake werd gebracht, een van hen zei dat deze in het rijk van Prusias was. Dit meldde Flamininus de volgende dag aan de senaat. De senatoren die meenden/omdat ze meenden dat ze, zolang Hannibal leefde, nooit zonder aanslagen zouden zijn, stuurden gezanten naar Bithynië, onder hen Flamininus, die aan de koning moesten vragen 5 om hun aartsvijand niet bij zich te houden en aan hen uit te leveren. Prusias durfde hen (dit) niet te weigeren. Hij maakte hiértegen bezwaar dat ze eisten dat dit door hem werd gedaan omdat dit/wat tegen tegen het gastrecht was. Dat ze hem zelf, als ze (dat) konden, moesten gevangen nemen. Dat ze de plaats waar hij was, makkelijk zouden vinden. Hannibal hield zich immers op één plaats op, in een fort dat hem door de koning ten geschenke was gegeven en dit had hij zo gebouwd dat het in alle delen van het gebouw uitgangen had, natuurlijk vrezend dat werkelijk gebeurde wat is gebeurd. Toen de gezanten van de Romeinen daar gekomen waren en10 met een menigte zijn huis hadden omsingeld, zei een slaaf die bij een deur op de uitkijk stond aan Hannibal dat meer gewapende mannen verschenen dan gewoonlijk. Hij beval hem alle toegangen langs te lopen en hem haastig te melden of hij overal op dezelfde manier werd belegerd. Toen de slaaf snel had gemeld wat er (aan de hand) was en had getoond dat alle uitgangen bezet waren, begreep Hannibal dat dit niet toevallig gebeurde, maar dat men het op hem had gemunt en dat door hem niet langer het leven moest worden behouden/hij niet langer moest blijven leven. Om zijn leven niet aan de beslissing van een ander prijs te geven, nam hij, denkend aan zijn moedige daden van vroeger, het vergif 15 dat hij gewoon was altijd (bij zich) te hebben. Zo stierf een zeer moedig man, na vele en verschillende inspanningen te hebben doorgemaakt, in zijn zeventigste jaar/op 69-jarige leeftijd.