Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 8, tekst 8C: De slag begint
1 Toen een dergelijke aansporing van de soldaten was gedaan, werd de vloot door beiden tot een gevecht gebracht. Nadat een slaglinie van de schepen was gevormd, voordat het teken van de strijd was gegeven, zond Hannibal, om aan zijn soldaten bekend te maken op welke plaats Eumenes was, een bode in een bootje met een herautstaf. Toen deze de schepen van de tegenstanders bereikte en een brief tonend verklaarde dat hij de koning zocht, is hij onmiddellijk naar Eumenes gebracht, omdat niemand eraan twijfelde 5 of er was iets over de vrede geschreven. De boodschapper keerde terug, nadat het schip van de aanvoerder was aangewezen, naar dezelfde plaats vanwaar hij was vertrokken.Maar Eumenes, toen hij de brief had opengemaakt, vond niets erin behalve dingen die bedoeld waren om hem te bespotten. Hoewel hij zich verbaasde over de reden hiervan en deze niet kon vinden, aarzelde hij toch niet om onmiddellijk het gevecht te beginnen. In hun aanval vielen de Bithyniƫrs op bevel van Hannibal allemaal het schip van Eumenes aan. Omdat de koning hun geweld niet kon weerstaan, zocht hij zijn heil in de vlucht, die hij niet zou hebben bereikt, als hij zich niet binnen zijn garnizoen 10 had begeven, dat op de dichtstbijzijnde kust was opgesteld. Toen de overige Pergameense schepen de tegenstanders al te hevig in het nauw brachten, is men plotseling begonnen de aardewerken potten naar hen te gooien, waarvan wij hierboven melding hebben gemaakt. Het gooien hiervan wekte aanvankelijk gelach op bij de strijders en men kon niet begrijpen waarom dit gebeurde. Toen ze echter zagen dat hun schepen vol waren met slangen, hevig verschrikt door de nieuwe/ongewone zaak, omdat ze niet zagen wat ze het liefst moesten vermijden, keerden ze de voorstevens en trokken zich terug naar hun scheepskamp. Zo overwon Hannibal met tactiek de wapens 15 van de Pergamenen, en niet alleen toen, maar dikwijls bij andere gelegenheden verdreef hij met zijn infanterie-troepen zijn tegenstanders met gelijke slimheid.