Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 4, tekst 3B
Een muur, gemeenschappelijk aan beide huizen, was gespleten door een dunnescheur, die hij opgelopen had toen hij gemaakt werd.
De fout, gedurende lange tijd door niemand opgemerkt, hebben jullie als eerste
gezien geliefden –wat merkt de liefde niet?- en die fout hebben tot weg van
jullie stem gemaakt,: en via die weg werden gewoonlijk door zeer zacht
gefluister lieve woordjes veilig uitgewisseld. Dikwijls zeiden ze, zodra de
waren blijven staan, Thisbe aan de ene kant, Pyramus aan de andere kant en de
adem van hun steen om de beurt was opgevangen: zij zeiden: ‘Waarom versper jij
de geliefde weg voor geliefden?’
Hoe weinig moeite zou het zijn om toe te staan dat wij met ons hele lichaam
verbonden worden, of, als het teveel moeite is, om tenminste open te zijn om
kussen te geven. En wij zijn niet ondankbaar: wij bekennen dat wij aan jou
verschuldigd zijn, dat een doorgang is gegeven naar bevriende oren voor woorden.
Nadat zij dergelijke dingen op verschillende plaats tevergeefs gezegd hadden,
zeiden zij tegen de nacht: ‘Welterusten’ en ieder gaf aan zijn kant kussen die
de andere kant niet bereikten.