Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 7, tekst 18: Dilemma (76)

Als er één of ander genoegen is voor iemand die terugdankt een zijn vroegere weldaden, wanneer hij denkt dat hij trouw is, dat hij de heilige trouw niet geschonden heeft, dat hij in geen enkel verbond misbruik gemaakt heeft van de wil van de goden om mensen te bedriegen, dan staan jou vele vreugdes te wachten zolang als je leven duurt, Catullus, uit deze ondankbare liefde. Want alwat mensen goed kunnen zeggen of doen aan een ander, deze dingen zijn door jou gezegd en gedaan. Alles wat geïnvesteerd is in een ondankbare geest is verloren. Waarom zal (moet) jij jezelf nog langer kwellen? Waarom verman jij je toch niet met je geest en trek je je vandaar niet terug, en waarom houdt je niet op ongelukkig te zijn, aangezien de goden deze liefde niet willen? Het is moeilijk een lange liefde plotseling op te geven, het is moeilijk, laat jij dit op welke manier dan ook tot stand brengen: dit is jouw enig mogelijke redding, dit moet door jou volbracht worden, dit moet je doen, of het nou mogelijk is of niet. O goden, als het aan jullie eigen is om medelijden te hebben, of als jullie aan sommige mensen ooit de laatst mogelijke hulp al in de dood zelf hebben gebracht, kijkt dan om naar mij,ongelukkige, en, als ik mijn leven zuiver geleid heb, ontrukt dan deze ziekte en dit verderf aan mij, die, terwijl zij tot in het diepst van mijn ledematen binnenkruipt als een verlamming, de vreugdes uit mijn gehele hart heeft verdreven. Ik vraag dit niet meer, dat zij mij van haar kant liefheeft, of dat zij kuis wil zijn, wat niet mogelijk is: ik wens zelf sterk te zijn en deze weerzinwekkende ziekte af te leggen. O goden, geeft mij dit terug als beloning voor mijn trouw!