Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 6, tekst 2D: Het bewijs

"Als een spook kwam ik binnen, ik gaf bijna de geest, het zweet vloog mij over mijn kruis, mijn ogen gingen dood, met moeite kwam ik weer bij. Mijn Melissa begon zich te verwonderen, omdat ik zo laat wandelde, en zij zei: 'Als jij eerder was gekomen had je ons tenminste geholpen; want een wolf kwam de villa binnen en hij slachtte alle schapen als een slager af. En toch kwam hij er niet zonder kleerscheuren vanaf, ook al vluchtte hij; want onze slaaf doorboorde de hals van hem met een lans.'
Zodra ik dit hoorde, kon ik mijn ogen niet langer meer sluiten, maar bij vol daglicht vluchtte ik als een beroofde kroegbaas naar het huis van onze Gaius, en nadat ik op die plaats was gekomen, waar de kleren van steen waren geworden, vond ik niets behalve bloed. Zodra ik echter bij het huis kwam, lag mijn sodaat in bed als een rund, en een dokter verzorgde zijn hals. Ik begreep dat gij een weerwolf was, en ik kon daarna geen brood meer met hem eten, zelfs niet als je mij gedood zou hebben. De anderen moeten zelf maar weten wat zij hierover geloven; als ik lieg, mogen jullie beschermgeesten boos op mij zijn."