Homeros
Agmemnon eist een vergoeding (illias 101-120)
Nadat hij dan zo gesproken had, ging hij dus zitten; en te midden van hen stond op de held, de zoon van Atreus, de machtige heerser Agamemnon, terwijl hij gegriefd was; en zijn hart vulde zich aan beide kanten zeer met woede, zodat dat donker werd, en zijn beide ogen leken op laaiend vuur; 105 allereerst sprak hij tot Calchas met onheilspellende blik: “Voorspeller van rampen, nog nooit heb je mij dat wat nuttig is gezegd; altijd is dat wat slecht/schadelijk is aangenaam voor jou in je hart om te voorspellen, en nooit heb je een voortreffelijk woordgezegd en ook niet het ten uitvoer gebracht; ook nu zeg je te midden van de Grieken, terwijl je voorspelt / een voorspelling doet 110 dat natuurlijk hierom de van verre treffende leed veroorzaakt voor hen, omdat ik het schitterende losgeld voor het meisje Chryseïs niet wilde aannnemen, omdat ik haar veel liever thuis wil hebben; want het is zelfs zo dat ik (haar) verkies boven Clytaemnestra, mijn wettige echtgenote, omdat zij niet minder is dan zij, 115 niet in lichaamsbouw en niet in gestalte en dus niet in verstand en helemaal niet in haar werken. Maar toch ben ik bereid (haar) terug te geven, als dat beter is; ik wil liever dat het krijgsvolk behouden is dan dat het omkomt; maar jullie moeten voor mij meteen een eergeschenk gereed maken, opdat ik niet als enige van de Grieken zonder eergeschenk ben, omdat het helemaal niet hoort; 120 want jullie zien dát allen, (namelijk) dat mijn eergeschenk ergens anders heen gaat.”