Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Via Latina > Boek 1

Tekst 40 (versie 2)

Al gedurende vele dagen had de aarde getrild.
Maar toen nam het trillen/beven zo toe, dat wij geloofden dat alles werd vernietigd.
3 Een grote angst voor een instorting overviel/vervulde ons; daarom gingen wij
nadat we ons huis hadden verlaten in de vlakte / op het veld zitten.
Het was ongeveer het zesde uur van de dag,
toen wij uit de berg Vesuvius vuren en vlammen met zeer grote aandrang /
een enorme vaart/kracht te voorschijn / naar buiten zagen komen.
6 En uit de top van de berg steeg een enorm grote stofwolk naar de hemel,
waaruit een grote massa aarde en as naar beneden viel en alles bedekte.
Toen hadden wij geen mogelijkheid meer om te treuzelen en te blijven,
9 maar was de tijd / het moment gekomen om weg te gaan en te vertrekken.
Onmiddellijk gaan we op de vlucht.
Het volk volgt hevig verschrikt / in paniek; het brengt/drijft ons in het nauw
en stoot/botst tegen ons aan.
12 Als we de stad hebben verlaten, blijven we staan.
We zien dat de zee door de aardbeving als het ware wordt teruggedreven.
Zelfs met schepen kunnen we niet ontsnappen.
Dan daalt er een zwarte aswolk op de aarde neer en mijn moeder zegt:
15 ‘Ik ben gereed/bereid om te sterven en ik zal goed/gelukkig sterven,
als ik niet [voor jouw] de oorzaak van je dood zal zijn geweest / ben geweest.
Vlucht zonder mij om te leven / om je leven te redden.
Maar ik (antwoord): ‘Ik zal niet behouden zijn behalve samen. /
Ik zal me alleen samen met jou redden.’ En ik grijp/pak haar hand.
18 Maar de as verduistert door steeds/ononderbroken te vallen langzamerhand de zon;
wij gaan door met vluchten / we zetten onze vlucht voort.
Ik kijk om: Een dichte rook volgt ons.
Vol verlangen om sneller te vorderen / op te schieten verlaten we de weg,
om de menigte te vermijden.
21 Plotseling overvalt ons een donkere nacht; wij hebben niet meer de mogelijkheid
om de streek/omgeving te leren kennen / te herkennen.
Wij gaan zitten. Meer en meer / Steeds meer worden we door de as bedekt.
(Alleen nog) het jammeren van de vrouwen, het gehuil van de kinderen en
het geschreeuw van de mannen wordt gehoord. / Men hoort alleen nog …
24 Sommigen smeken uit angst voor de dood om de dood.
Ook wij voelen dat wij dichterbij / vrij dichtbij de dood zijn.
Eindelijk verdween de rook; de dag verscheen weer; zelfs de zon straalde (weer).
27 Wij besteedden de overige dag door te hopen en te vrezen /
De rest van de dag leefde we tussen hoop en vrees,
want de aarde was/had niet opgehouden te beven/schokken.