Via Latina > Boek 1
Tekstblok 17: Flavia als stadsgids
Aemilia: Heb jij iets nieuws vernomen over je echtgenote en je zoon, Lepidus?L: Ik heb niets vernomen. Toch verwacht ik iets en zal ik altijd hopen.
Ik zal niet ophouden met offeren aan de goden.
Zij zullen genadig en ons gunstig gezind zijn; Ze zullen onze gebeden horen.
C: En we zullen offeren voor onze goden, en we zullen niet ophouden met hulp vragen van de goden voor jullie.
Kijk Flavia! Hoe mooi is dat!
Aan wie denk je met die verblijde aanblik, Flavia?
Wiens geest wil je in verwarring brengen?
A: Zo is het genoeg, Tiberius.
Zeg eens Flavia: waar breng je ons naartoe?
F: Naar froum Trainaus, waar jullie een groot bouwwerk zullen zien.
Na korte tijd staan allen voor de zuil van Traianus.
F: hier zien jullie het gedenkteken,
dat senatus na de Dacische oorlog als eerbewijs van Traianus Caesar heeft opgericht.
Ik zal jullie nu verklaren de voorstellingen van de zuil…
A: Kijk hierheen, Tiberius! Zie jij jouw brug?
C: Wat heb ik dit vaak tegen jou gezegd, Aemilia, dat ik hem niet alleen heb gebouwd.
A: Vertel ons: met wie heb je de brug over de Donau gebouwd?
C: Ik was commandant van de genie.
Q: Aan wie vertrouwde Traianus de bouw van de brug toe?
F: De architect genaamd Apollodorus, geloof ik.
C: Zo is het, Flavia; want Apollodorus was voortreffelijk vaardig in de architectuur.
F: Inderdaad is de brug een groot voorbeeld van de Romeinse architectuur.
vele duizenden van mannen hebben 3 jaar hard gewerkt
en ze hebben hem met grote inspanning en groot gevaar gebouwd.
Hoe geweldig is het bouwwerk en eveneens mooi!
Vervolgens Flavia legt Flavia een andere Dacische zuil uit. De overige luisteren met genoegen.