Via Latina > Boek 2
Tekst 38
Tekst 38G Welke is die zuil / Wat is dat voor een zuil, die uitsteekt boven de andere graven?
M Ik weet het niet. Waarom lopen we er niet heen? Niemand verhindert ons hem te bekijken.
3 G (kort daarna) Wat zie ik? Op de top van / Bovenop het monument is een bol met een cilinder geplaatst.
M Bij Hercules! Ik geloof dat we voor het graf van Archimedes staan.
G Ik beken / moet zeggen dat ik deze naam al (eerder) heb gehoord.
6 Weet jij, waarom de Syracusanen zo’n gedenkteken voor hem hebben gemaakt?
M Dit is een gedenkteken zowel van zijn wijsheid als van de dank van de burgers. /
Dit monument herinnert enerzijds aan zijn wijsheid anderzijds aan de dankbaarheid van zijn medeburgers. Archimedes heeft
9 namelijk grote roem verworven, omdat hij niet alleen verdedigingswerken had uitgevonden, maar ook had gebouwd.
G En deze verdedigingswerken heeft hij de Syracusanen ten geschenke gegeven. Heeft hij niet daardoor zijn leven verloren?
M Jouw woorden sporen mij aan om je te vertellen welk ongeluk hij heeft ervaren / welk lot hem heeft getroffen.
12 Enige eeuwen geleden vielen onze voorvaders onder leiding van Claudius Marcellus
deze stad aan met een groot aantal schepen.
En de zaak zou geluk hebben gehad / zou voorspoedig zijn verlopen, als Archimedes in die tijd niet in Syracuse was geweest.
15 Deze had stukken geschut van verschillende grootte op de muren geplaatst,
waarmee hij zeer grote / enorme rotsblokken naar de schepen slingerde.
Nadat Marcellus vergeefs geprobeerd had de stad te veroveren, deed hij met al zijn troepen op het land / over land een aanval.
18 Maar ook aan die kant waren stukken geschut van elke soort / allerlei aard opgesteld. In het derde jaar
maakte Marcellus zich eindelijk meester van de stad / kreeg … in handen en gaf haar ter plundering (over) aan zijn soldaten.
Omdat hij de wijsheid van Archimedes zeer bewonderde, beval hij zijn soldaten hem
21 te sparen, ook al had hij gemerkt dat deze zijn overwinning lange tijd had vertraagd.
Maar deze meldde/noemde de soldaat, die zijn huis was binnengedrongen en met
getrokken zwaard vroeg, wie hij was, niet zijn naam.
24 G Was hij dan niet bang, dat hij gedood zou worden door het bevel van de soldaat te negeren?
M Misschien heeft hij (hem) niet goed gehoord/verstaan; want terwijl zijn geest/gedachten en ogen op de grond waren
gevestigd/gericht, tekende hij meetkundige vormen/figuren.
27 Terwijl hij het zand met zijn handen beschermde zij hij slechts dit: ‘Gooi dat niet in de war!’
G En zijn figuren werden/zijn door zijn bloed in de war gegooid.