Kronos

1. In de tijd van Kronos is het leven aangenaam. Want altijd schijnt
2. de zon, altijd waait de wind, overal
3. stromen rivieren. Prometheus kijkt
4. eens rond over de aarde: En hij merkt de rotsen
5. en de bomen op, hij merkt de rivier en de
6. vlakte op. Overal neemt hij wilde dieren waar: Hij neemt
7. herten en slangen waar, en ook bijen en vogels.

8. Prometheus is niet tevreden. Want de appelboom
9. draagt appels, maar niemand eet de appels. Over
10. de vlakte rennen paarden, maar niemand
11. temt de paarden en leidt ze naar huis.

12. Prometheus zegt: "Het is nodig om een opzichter te hebben:
13. want nu beheert niemand de aarde." Meteen pakt
14. Prometheus klei. En eerst
15. boetseert hij een beeld, daarna maakt hij het beeld
16. levend en noemt hen "mensen".
17. Vanaf toen zijn de mensen opzichters en
18. beheren zij de aarde.