Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Homeros

Homeros Ilias VI (vers 370-529)

Uit de zesde zang
HET AFSCHEID VAN HECTOR


2. Ontmoeting bij de Scaeïsche poort

Spoedig daarna had hij het goed gelegen huis bereikt, en hij vond de blankarmige Andromache niet in het paleis,
maar zij stond samen met haar kindje en haar dienares met een mooi gewaad op de toren (terwijl ze jammerden en weenden) te jammeren en te wenen.
Wanneer Hector zijn onberispelijke vrouw daarbinnen niet aantrof, ging hij op de drempel staan en daarna sprak hij tot de slavinnen:

“Vooruit, slavinnen, vertel me de waarheid;
waarheen is de blankarmige Andromache gegaan vanuit het vrouwenvertrek?
Is ze soms naar (het huis van) haar zussen of naar (het huis van) haar schoonzussen met mooie gewaden gegaan; of is ze naar de tempel van Athena gegaan, waar alle andere Trojaanse vrouwen met mooie vlechten de gevreesde godin gunstig (proberen) stellen?”

Op haar beurt sprak een bedrijvige huishoudster de volgende woorden:

“Hector, omdat u uitdrukkelijk beveelt de waarheid te zeggen, zal ik het u zeggen;
ze is niet naar haar zussen gegaan, noch naar haar schoonzussen met mooie gewaden, noch naar de tempel van Athena, waar alle andere Trojaanse vrouwen met mooie vlechten de gevreesde godin gunstig (proberen) stellen,
maar ze is naar de grote toren van Troje gegaan, omdat ze gehoord had dat de Trojanen in het nauw gedreven werden en dat de overmacht van de Grieken groot was.
Maar ze heeft zich haastig naar de stadsmuren begeven gelijkend op een waanzinnige;
en een voedster droeg het kindje (te samen) in het gezelschap van Andromache.”

Zo sprak de huishoudster, en Hector snelde weg van het hijs langs dezelfde weg terug over de goed aangelegde straten.
Wanneer hij de poort had bereikt (terwijl hij de grote stad doorkruiste) de grote stad doorkruisend,
de Scaeïsche poort, waardoor hij van plan was te lopen tot bij de vlakte,
op dat moment kwam zijn echtgenote met veel bruidsgeschenken hem tegemoet (terwijl ze liep) gelopen, Andromache, de dochter van de dappere Eëtion,
Eëtion, die aan de voet van de bosrijke Placus woonde, in Thebe aan de voet van de Placus, die heerst over de Cilicische mannen; zijn dochter was inderdaad de vrouw van Hector met de bronzen wapenuitrusting.
Vervolgens kwam ze hem tegemoet en samen met haar liep een dienares, die het lieve kindje tegen haar boezem droeg, nog zo klein (was hij), de beminde zoon van Hector, gelijkend op een schitterende ster,
die Hector gewoonlijk Skamandrios noemde, die de anderen op hun beurt Astuanax noemden, wat als enige beschermde Hector Troje.



3. Twee vormen van trouw

Hij glimlachte in stilte naar het kindje nadat hij het gezien had;
Andromache (plaatste zich dichtbij hem) kwam dicht bij hem staan terwijl ze een traantje wegpinkte, en ze nam zijn hand, en ze sprak de volgende woorden en ze zei:

“ Gij onnozelaar, je hartstocht (zal je doen omkomen) zal nog eens je dood worden, je hebt geen medelijden met je onschuldige kindje en ook niet met mij, een ongelukkige, die weldra van jou beroofd zal zijn;
want weldra zullen de Grieken je doden, nadat ze allemaal op jou zijn afgestormd,
en voor mij zou het beter (kunnen) zijn, (nadat ik je gemist heb) als ik je moet missen, (de aarde te omhullen in eigen voordeel) zelf begraven te zijn,
want er zal geen enkele andere troost zijn, wanneer jij het noodlot vervuld hebt, behalve smart; ik heb geen vader en geen eerbiedwaardige moeder.

Ja, want (de goddelijke Achilles heeft mijn vader gedood) mijn vader is gedood door de goddelijke Achilles, en hij heeft de goed gelegen stad van de Ciliciërs verwoest, het Thebe met de hoge poorten.
Hij heeft Eëtion gedood, maar hij heeft hem zijn wapenuitrusting niet afgenomen, want dat liet zijn geweten hem niet toe,
maar hij heeft hem verbrand samen met zijn kunstig bewerkte wapenuitrusting en hij liet een grafheuvel voor hem opwerpen,
en rondom rond plantten de bergnimfen olmen, de dochters van de aegisdragende Zeus.

De zeven broers die ik had in het paleis, alles daalden ze op één dag af naar Hades;
want de snelvoetige, goddelijke Achilles heeft hen allen laten omkomen bij de sleepvoetende runderen en de blinkend witte schapen ( toen ze aan het hoeden waren).
Mijn moeder, die als koningin leefde bij de bosrijke Placus, wanneer hij haar hierheen heeft gebracht samen met de andere bezittingen, heeft hij haar weer vrijgelaten (nadat hij een onmetelijke losprijs had aangenomen) in ruil voor een onmetelijke losprijs,
maar in het paleis van haar vader trof de pijlenschietende Artemis haar.

Jij, Hector, bent eigenlijk voor mij een vader en een dierbare moeder en een broer, jij bent voor mij een bloeiende echtgenoot;
maar komaan, heb nu medelijden en blijf ter plaatste op de toren (staan),
maak van je kindje geen wees en van je vrouw geen weduwe.”

[…]

Op zijn beurt sprak de grote, helmboswuivige Hector;

“Ja schat, (al die dingen gaan mij ook ter harte) dat vind ik ook allemaal belangrijk; maar (ik schaam me) ik zou me heel erg schamen voor de Trojanen en voor de Trojaanse vrouwen met slepende gewaden, als ik als lafaard ver van de oorlog zou vluchten;
want dat verbiedt mijn hart me, omdat ik geleerd heb dapper te zijn
ten allen tijde, en te vechten ten midden van de voorste Trojanen,
(terwijl ik grote roem verwerf) strevend naar / uit op grote roem voor mijn vader en voor mezelf.
Want ik weet dit maar al te goed in mijn geest en in mijn hart;
een dat zal komen, waarop verloren zal gaan het sterke/heilige Troje
en Priamos en het volk van Priamos met de stevige lans.
Maar het latere leed van de Trojanen gaat mij niet zozeer ter harte,
noch dat van Hecabe zelf, noch dat van koning Priamos, noch dat van mijn boers, die talrijk en dapper in het stof zullen vallen/bijten door (de vijandige mannen) de vijand,
maar jouw leed (dat van jou), wanneer iemand van de bronsgeharnaste Grieken jou in tranen (meevoert) mee zal voeren, nadat hij (de dag der vrijheid) jouw vrijheid heeft afgenomen.

En terwijl je in Argos bent, zal je het weefgetouw in dienst van een andere bazin (een vreemde) bedienen, en je zal water halen uit de Messeis of de Hyperia, met veel tegenzin,
en de harde noodzaak zal op je drukken;
en ooit zal iemand zal zeggen, nadat hij je gezien heeft terwijl je een traan wegpinkt:

‘Dit is de vrouw van Hector, die het beste was in het vechten, de beste van de paardentemmende Trojanen, wanneer ze vochten om Troje.’

Zo zal ooit iemand spreken, en aan jou zal er weer meer leed zijn door het gemis (aan) van zo’n man ( Hector zelf), (zodat hij kan afwenden) die in staat is de (dag der) slavernij af te wenden.
Maar (hopelijk bedekt uitgestorte aarde mij, nadat ik dood ben) laat mij dood en begraven zijn, alvorens ik geroep hoor, wanneer men jou wegtrekt.”

Nadat hij zo gesproken had, stekte de roemrijke Hector zijn handen uit naar zijn kindje;
maar et kindje boog bang achteruit tegen de boezem van de schoon omgorde voedster (terwijl hij huilde) schreeuwen/huilend,
nadat hij angstig was geworden voor de aanblik van zijn vader,
omdat hij bevreesd was voor de bronzen helm met paardenharen, omdat hij dacht dat hij dreigend knikte vanop het bovenste van de helm;
en zijn vader en de zorgzame moeder lachten.
Dadelijk nam de schitterende Hector de helm van zijn hoofd, en hij zette hem op de grond,
al blinkende.



4. Afscheidswoorden

Wanneer hij zijn geliefde zoon kuste en in zijn handen wiegde, sprak en bad hij tot Zeus en tot de andere goden:

“Zeus en andere goden, geef dan toch dat ook mijn kindje hier, precies zoals ik, voortreffelijk mag worden onder de Trojanen en zoals mij goed mag worden wat kracht betreft,
en geef dan toch dat hij machtig mag heersen over Troje;
en hopelijk zegt men ooit:
‘Deze is veel beter dan zijn vader’ over hem wanneer hij uit de oorlog terugkeert;
hopelijk brengt hij met bloed besmeurde wapenuitrusting mee, nadat hij een vijandige man heeft vermoord, en hopelijk is zijn moeder dan blij in haar geest.”


Nadat hij zo gesproken had, legde hij zijn kindje in de armen van zijn echtgenote;
zij ontving hem tegen haar geurige boezem, (terwijl ze in tranen gelachen had) met een lach en een traan;
en haar echtgenoot had medelijden, nadat hij dat had opgemerkt, en hij streelde haar met zijn had, en hij sprak de volgende woorden en zei:

“Gij zotteke, wees niet al te bedroefd om mij in je hart, want geen enkele man zal mij naar Hades zenden (tegen mijn lot in) voordat het mijn tijd is,
en ik beweer dat niemand vrij is van zijn lot,
noch een lafaard, noch een dappere, zodra hij eenmaal geboren is.
Maar (nadat je naar huis bent gegaan) ga naar huis en zorg dan voor je eigen taken, het weefgetouw en de spinrokken, en beveel de dienaressen hun werk te verrichten;
de oorlog is (aan de mannen voorbestemd) de zaak van de mannen,
van hen allemaal, maar nog het meeste die van mij, zij die verwant zijn met Troje.”

Nadat hij zo gesproken had, nam de schitterende Hector, zijn helm met paardenharen;
zijn echtgenote was al thuis, terwijl ze zich herhaaldelijk omkeerde, terwijl ze talrijke tranen liet vloeien.
Spoedig daarna bereikte ze het goed gelegen paleis van de mannenmoordende Hector, daarbinnen trof ze vele dienaressen aan, en ze deed gejammer ontstaan bij hen allen.
Ze begonnen Hector te bejammeren in zijn huis, terwijl hij nog in leven was;
want ze dachten dat hij niet (terugkerend) opnieuw zou terugkeren uit de oorlog nadat hij ontsnapt was uit ( de woede en de handen) de woedende handen van de Grieken.
En ook Paris (talmde niet) liep zijn tijd niet te verdoen in (de hoge vertrekken) het paleis,
maar toen hij zijn beroemde wapenuitrusting had aangetrokken, kunstig bewerkt in brons, snelde hij vervolgens door de stad, vertrouwend op zijn sterke voeten.

Zoals wanneer een op stal staand paard, nadat het zich aan gerst te goed gedaan heeft bij een ruif, nadat het zijn halster heeft losgerukt, (galopperend over de vlakte loopt) galoppeert over de vlakte,
terwijl het gewoon is (zich te wassen) te baden in de schoon stromende rivier,
vol trots;
hij houdt zijn hoofd hoog, en zijn manen wapperen rond zijn schouders;
en, zich bewust zijnde van zijn schoonheid, zijn poten brengen hem snel naar zijn gewone verblijfplaats (zijn biotoop), de weide van de paarden;
zo was de zoon van Priamos, Paris, de burcht van Troje afgedaald, schitterend door zijn wapenuitrusting, zoals de zon, (luid juichend) uitgelaten, en zijn snelle voeten brachten hem.

Spoedig daarna trof hij de goddelijke Hector, zijn broer, toen die op het punt stond weg te gaan uit het vertrek, waar hij vertrouwelijk met zijn vrouw had gesproken.
Tot hem sprak als eerste de godsgelijke Alexander;

“Dierbare (broer), ik heb je wellicht laten wachten hoewel je je haastte, omdat ik treuzelde, ik ben niet op zijn gekomen, zoals je (beveelde) bevolen had.”

Hem beantwoordend sprak de helmboswuivige Hector:

“Onnozelaar, geen enkele man, die een beetje (billijk) redelijk (zou zijn) is, zou jouw (werk) bijdrage in de strijd minachten, omdat je dapper bent;
maar je liet je gaan (vrijwillig) met opzet, en (je wil niet meer) je bent niet bereid (te vechten): en mijn hart (is bedroefd in zijn hart) is diep bedroefd / bloedt,
wanneer ik over jou schande hoor (spreken) van de kant van de Trojanen, die veel (moeite hebben) te lijden hebben door jou.
Maar laten we gaan; we zullen dat later wel goed maken,
als Zeus tenminste zal geven ter ere van hemelse, eeuwige goden
het mengvat met de wijn der bevrijding te zetten in het paleis,
nadat we uit Troje verjaagd hebben, de Grieken met goede scheenplaten.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18