Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Lego

Hoofdstuk 1, Tekst 2: De grootste domkop

Aurelianus was erg machtig en regeerde over het Romeinse Rijk, hij had één zoon, die hij veel liefhad. Het gebeurde dat, nadat hij erg ziek geworden was, hij zijn zoon riep en tegen hem zei: “mijn dierbaarste, ik heb een zeer kostbare gouden appel. Ga onder bescherming van mijn zegen door rijken en steden, en zodra je de grootste domkop zal hebben gevonden, geef hem dan de appel. De zoon zei: “Vader, ik zal uw opdracht vervullen”. Nadat deze dingen waren gezegd, draaide de koning zich naar de wand en liet de geest ontsnappen.

De zoon echter overhandigde het lichaam van zijn vader met alle eer voor de begrafenis. Na dit ging hij verder door koninkrijken en kastelen, om de grootste domkop te vinden. Het gebeurde dat hij in een of ander koninkrijk kwam, waarin één koning met de grootste eerbied werd gekroond. Terwijl hij dat zag, vroeg hij aan sommigen, wat de gewoonte was van dat koninkrijk: of de zoon van een of andere koning het koningschap bezette door erfrecht of iemand uit het volk gekozen was. En ze zeiden tegen hem: de gewoonte van dat koninkrijk is, dat in elk jaar één koning gekozen wordt en aan het einde van het jaar wordt afgezet. Gedurende het hele jaar, zolang als hij koning is, mag hij bevelen, opdragen, regelen, alles wat hem bevalt. Maar wanneer het jaar voorbij is, wordt hij beroofd van alle rijkdom en eer en wordt hij naakt verbannen waar hij sterft door kou en honger. Toen de zoon van de keizer dit gehoord had, bekeek hij de onlangs gekozen koning aandachtig, die hij zag lachen, zichzelf zag troosten, spelen, en ook andere dingen doen. Hij dacht in zijn hart: “Ik ging rond door kastelen en koninkrijken en ik vond veel domkoppen; maar ik heb niet zo’n natuurlijke domkop zoals de koning gevonden. Hier zal ik de zegen van mijn vader kunnen verdienen.”

Hij kwam bij hem en hij begroette hem zeer eervol met gebogen knieën en zei: “Mijn eerwaarde heer, mijn vader droeg mij voor zijn dood op, om u deze gouden appel te geven. Hij toonde hem de appel en hij gaf hem. De koning vroeg/zei: “Allerliefste, door welke oorzaak gaf hij mij deze appel, aangezien hij mij niet kende en ik nooit iets goeds voor hem gedaan heb.”
Hij zei: “Meneer, hij gaf hem niet specifiek aan u, en hij noemde uw naam aan mij niet, maar waar ook maar ik de grootste sukkel vond, aan hem moest ik hem deze appel geven. Ik ging al rond langs koninkrijken en kastelen, en ik vond al veel stomkoppen, maar zo’n natuurlijke stomkop als jou heb ik nog niet gevonden. En dus gaf ik vanwege de opdracht van mijn vader de appel aan u.
De koning zei: “Zeg mij, allerdierbaarste, waarom vind jij mij zo’n stomkop van nature?”
Hij zei: “Hoewel voor jou vaststaat, dat je beroofd zult zijn van alle eer en rijkdommen aan het einde van het jaar, en in ballingschap zult zijn geplaatst, waar jij zult sterven door een slechte dood, accepteerde jij dat koninkrijk en ben nu blij en verheug jij je, alsof jij altijd koning zou zijn. En daarom ben jij een domkop van nature. Wegens dit gaf ik jou de appel.”

De koning zei: “Gezegend het uur, waarop jij hierheen gekomen bent! Die appel, die aan mij gegeven is zal mijn hele koninkrijk waard zijn.” Meteen, zolang als hij koning was, stuurde hij van tevoren elke dag goud en zilver, wijn, koren, olie naar ballingschap en alle noodzakelijke dingen in zo’n hoeveelheid, dat, als hij voor driehonderd jaar zou hebben geleefd, hij voor zichzelf en heel zijn familie meer dan genoeg zou hebben. Echter aan het einde van het jaar, wanneer hij beroofd was, is hij naakt in ballingschap gestuurd, waar hij een overvloed vond van alle noodzakelijke dingen helemaal tot aan het einde van zijn leven.

Dierbaarsten, die koning is god, die de gouden appel naliet aan de stomkop. Met de ronde appel wordt die wereld bedoeld die god aan de domkoppen geeft. Die meer verlangen naar de wereld en de dingen die in de wereld zijn, dan naar god. De koning, die gedurende één jaar regeerde, kan worden opgevat als elk mens die bestaat in deze wereld, van wie het leven, ook al zal hij honderd jaar leven, toch als het ware één uur is. En toch houdt de ongelukkige mens niet op dag en nacht te werken en na de dood wordt hij in ballingschap geplaatst, dat wil zeggen in de hel, als hij met een doods zonde weggaat, waar hij oneindige slechte dingen zal vinden. En er zijn er weinig die nadenken over die ballingschap.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18