Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 2, tekst 2F: De mens wordt gestraft

En god riep Adam en hij zei: “Waar ben jij?” Die zei: “Ik heb jouw stem in het paradijs gehoord en ik was bang omdat ik naakt was en verborg me.” Hij zei: “Heb jij soms van de boom gegeten waarvan ik jou bevolen had er niet van te eten?” En Adam zei: “De vrouw, die je aan mij als bondgenoot gaf, gaf mij van de boom en ik at ervan. En here god zei tegen de vrouw: “waarom heb jij dat gedaan?” Zij antwoordde: “de slang bedroog mij en ik at ervan.” En here god beweerde tegen de slang: “omdat je dit deed, ben jij vervloekt tussen alle levende wezens en wilde dieren van de aarde; jij zult kruipen op je buik, en alle dagen van jouw leven de grond eten. Ik ga vijandschap tussen jou en de vrouw plaatsen, en tussen jou en haar nakomelingen; zij zal jouw hoofd verbrijzelen en jij zal in haar hiel bijten. Hij zei ook tegen de vrouw: “Ik zal jouw ellende en jouw zwangerschappen vermeerderen; jij zult zonen baren terwijl je verdrietig bent, en jij zal onder de macht van mannen zijn, en hij zal over jouw de baas spelen.” Hij zei echter tegen Adam: “Omdat jij naar de stem van je vrouw luisterde en van de boom at, waar uit ik jou heb bevolen niet te eten, is de aarde vervloekt bij jou werk; jij eet alle dagen van jouw leven van haar onder inspanning. Zij zal voor jou doorns en distels voortbrengen en jij zult kruiden van het land eten en het zweet van jouw gezicht zul jij brood eten, totdat jij terugkeert in de aarde, waar uit je gemaakt bent, waar jij tot stof bent en tot stof zult terugkeren. En Adam noemde zijn vrouw, Eva, omdat ze de moeder zou zijn van alle levenden.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18