Homeros
Ilias - 4. Boze woorden - r. 101 - 130
Nadat hij zo gesproken had, ging hij zitten en stond de zoon van Atreus, de almachtige Agamemnon op. Hij was kwaad en van woede werd zijn geest verduisterd terwijl zijn ogen knetterden van vuur.105 - Hij sprak Kalchas kwaad kijkend het eerst aan: " Jij onheilsprofeet! Nog nooit heb ik jou iets goeds over mij horen zeggen. Je vindt het altijd prettig om slechte dingen te voorspellen. Nooit heb je iets goeds gezegd, laat staan gedaan. Ook nu voorspel je hier, met de Grieken erbij,
110 - dat de Van Ver treffende hen (de Grieken) dit leed heeft bezorgd omwille van het volgende: omdat ik de schitterende losprijs voor de dochter van Chryses niet wilde accepteren. Ik wil ze veel liever hier bij mij thuis, want ik verkies haar boven mijn wettige echtgenote (Agamemnon heeft dus verschillende relaties) Clytaemnestra. Aangezien ze toch niet voor hem zal moeten onderdoen,
115 - niet qua lichaamsbouw en gestalte, noch qua verstand en werk. Maar toch ben ik bereid om haar terug te geven, als dat tenminste de situatie verbetert. Want ik wil liever dat de manschappen ongedeerd zijn dan dat ze omkomen. Maar op voorwaarde dat jullie mij wel een eergeschenk bezorgen, opdat ik niet als enige van de Grieken zonder (een meisje) zit. Aangezien zoiets zelfs niet denkbaar is (omdat ik de koning ben).
120 - Want jullie zien toch in dat mijn eergeschenk naar ergens anders toe gaat. Vervolgens antwoordde de snelvoetige, goddelijke Achilles: " Roemvolle zoon van Atreus, de hebzuchtigste van allen, hoe moeten de Grieken jou zelfs een eergeschenk geven? We weten toch nergens waar gemeenschappelijk bezit ligt,
125 - we hebben het echter bij het verwoesten meegenomen uit de stad en verdeeld. Het past niet dat het volk dat weer zal verzamelen. Het past niet dat de manschappen opnieuw op een hoop die dingen gaan terugvoeren. Maar jij, Laat haar nu in godsnaam gaan, dan zullen de Grieken je drie of zelfs vier keer vergoeden, als Zeus ons ooit (geeft)/gunt de goed ommuurde stad uit te plunderen.â€