Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fabulae

Hoofdstuk 43, oefening 230

1 Timetis, ne damnemini. Jullie vrezen veroordeeld te worden.
2 Metuit, ne non iuvéris. Hij vreest dat jij niet geholpen wordt.
3 Nihil non temptavi, quo rixam vestram componerem. Ik heb van alles geprobeerd, om jullie ruzie te sussen. (letterlijk: Niets heb ik niet geprobeerd, om jullie ruzie te sussen.)
4 Quis impediebat, quominus damnareris? Wie voorkwam dat jij veroordeeld werd?
5 Non impediam, quin condemneris. Ik zal niet verhinderen dat jij veroordeeld wordt.
6 Iudices corrupisti, qui me condemnarent. Je hebt de rechters omgekocht om mij te veroordelen.
7 Ne verbo illius credideris. Hecht geen geloof aan het woord van die man/vrouw.
8 Noli me tangere. Raak me niet aan.
9 Utinam talium virorum copiam haberemus. Ach, hadden wij maar een boel van dergelijke mannen.
10 Invideant, sed timeant. Laten ze dan jaloers zijn; als ze maar bang zijn. (letterlijk: Laten ze dan jaloers zijn, maar laten ze bang zijn.)
11 Militem punivisti, quem innocentem iudicares. U heeft de soldaat, van wie u vond dat hij onschuldig was, gestraft.
12 Vereri videris, ne litteras tuas non acceperim. Jij schijnt te vrezen dat ik jouw brief niet ontvangen heb.
13 Utinam tu quoque adfuisses! Och, was jij ook maar aanwezig geweest!
14 Parvus sit, at est magnus imperator. Hij mag dan klein van stuk zijn, hij is een groot bevelhebber.
15 Ira prohibebar, quominus sententiam dicerem. Door woede werd ik belet ook maar een zin te uiten.
16 Bellum ingens immineat, nihil timemus. Laat er dan een enorme oorlog dreigen, wij vrezen niets.
17 Insidiis usi estis, quibus amicos ulciscamini. Jullie hebben je toevlucht genomen tot een hinderlaag om zo jullie vrienden te wreken.
18 Non sit belli peritissimus, bellum gerere certe didicit. Hij mag dan niet erg veel oorlogservaring hebben, hij heeft zeker geleerd om een oorlog te voeren.
19 Licet iste dicat se tacuisse, non credo. Ook al zegt die vent dat hij gezwegen heeft, ik geloof het niet.
20 Quod tibi fieri non vis, alteri ne feceris. Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.