Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fabulae

Hoofdstuk 41, oefening 224

tijdstammen semodeponentia en deponentia van de tweede en derde conjugatie

1 fatemini : jullie bekennen (fateor fassus sum)
2 usi erant : zij hadden gebruikt (M) (utor usus sum)
3 irasceris : jij wordt boos (korte e-klank) ; jij zal boos worden (lange e-klank) (irascor iratus sum)
4 fisi erunt : zij zullen hebben vertrouwd (fido fisus sum ; semideponens)
5 labentur : zij zullen uitglijden (labor lapsus sum)
6 secuti sumus : wij hebben gevolgd (M) (sequor secutus sum)
7 dediderim : dat ik prijsgegeven heb (dedo dedidi deditum)
8 gavisi sint : dat zij verheugd zijn geweest (M) (gaudeo gavisus sum ; semideponens)
9 conentur : dat zij pogen (conor conatus sum)
10 profectus est : hij is vertrokken (proficiscor profectus sum)
11 ausi eramus : wij hadden gewaagd (M) (audeo ausus sum ; semideponens)
12 ulciscebar : ik nam wraak (ulciscor ultus sum)
13 locutus ero : ik zal hebben gesproken (loquor locutus sum)
14 obfuit : het is nadelig geweest (obsum obfui obesse)
15 oblitus esses : dat jij vergeten had (obliviscor oblitus sum)
16 moraberis : jij zal vertoeven (moror moratus sum)
17 fidentis : vertrouwend (participium praesentis ev 2, MVO) (fido fisus sum)
18 nascebatur : hij werd geboren (nascor natus sum)
19 questus eris : jij zal hebben geklaagd (queror questus sum)
20 rebamini : jullie meenden (reor ratus sum)
21 irati estis : jullie zijn boos (geworden) (irascor iratus sum)
22 minarentur : dat zij bedreigden (minor minatus sum)
23 lapsus esset : dat hij uitgegleden was (labor lapsus)
24 utemur : wij zullen gebruiken (utor usus sum)
25 fassi essent : dat zij bekend hadden (fateor fassus sum)
26 miserere : heb medelijden, ontferm u (misereor miseritus sum)
27 solitus sum : ik heb mij aangewend, ik ben gewoon (soleo solitus sum)
28 cognoveras : jij had leren kennen, jij wist
29 sequerentur : dat zij volgden
30 proficisceris : jij vertrekt (korte e-klank); jij zal vertrekken (lange e-klank)
31 proeliabimini : jullie zullen strijden (proelior proeliatus sum)
32 rati simus : dat wij gemeend hebben (M) (reor ratus sum)
33 obliviscerer : dat ik vergat (obliviscor oblitus sum)
34 diffisi eratis : jullie hadden gewantrouwd (diffido diffisus sum ; semideponens)
35 queramur : dat wij klagen, laten wij klagen (queror questus sum)
36 largiti sitis : dat jullie mild geschonken hebben (largior largitus sum)
37 suspexeramus : wij hadden vermoed (suspicio suspexi suspectus)
38 natus esse : geboren te zijn (nascor natus sum)
39 suspicabar : ik vermoedde (suspicor suspicatus sum)
40 ulturus esse : te zullen wreken (M) (ulciscor ultus sum)

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.340

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18