Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fabulae

Hoofdstuk 33, oefening 192

de werkwoorden velle, nolle, malle

naamvallen 1,2,3,4,5 = nominativus (onderwerp), genitivus (bezit: van), dativus (meewerkend voorwerp: aan, voor), accusativus (lijdend voorwerp), ablativus (door, met, vanaf)
M = mannelijk V = vrouwelijk O = onzijdig ev = enkelvoud mv = meervoud

1 vult : hij wil
2 velis : dat jij wil
3 volebam : ik wilde
4 velletis : dat jullie wilden
5 voluit : hij heeft gewild
6 voluerit : dat hij gewild heeft / hij zal gewild hebben
7 voletis : jullie zullen willen
8 velitis : dat jullie willen
9 voluerant : zij hadden gewild
10 voluisse : gewild te hebben
11 mavis : jij wil liever
12 mavult : hij wil liever
13 nolam : ik zal niet willen
14 nollem : dat ik niet wilde
15 vellem : dat ik wilde
16 vis : jij wil
17 malo : ik wil liever
18 nolite : wil niet (mv)
19 malent : zij zullen liever willen
20 mallent : dat zij liever wilden
21 nolemus : wij zullen niet willen
22 mavultis : jullie willen liever
23 nolunt : zij willen niet
24 volent : zij zullen willen
25 malit : dat hij liever wil
26 malet : hij zal liever willen
27 noluissem : dat ik niet gewild had
28 maluimus : wij hebben liever gewild
29 noluerat : hij had niet gewild
30 noluerint : dat zij niet gewild hebben / zij zullen niet gewild hebben
31 gaudens : blij zijnde (ev 1, MVO)
32 vitatus : vermeden (ev 1, M)
33 levaturus : zullende optillen (ev 1, M)
34 nocente : benadelend (ev 5, MVO)
35 memoratus : vermeld, genoemd (ev 1, M)
36 haesurus : zullende kleven (ev 1, M)
37 spargentes : sprenkelend (mv 1, 4, MV)
38 praebiturus : zullende verschaffen (ev 1, M)
39 parientis : verwekkende / barende (ev 2 MVO)
40 risurus esse : te zullen lachen

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18