Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fabulae

Hoofdstuk 30, oefening 179

laudatus = geprezen (zijnde) ; participium perfecti passivi
laudatus esse = geprezen te zijn ; infinitivus perfecti passivi
laudaturus = zullende prijzen ; participium futuri activi
laudaturus esse = te zullen prijzen ; infinitivus futuri activi

naamvallen 1,2,3,4,5 = nominativus (onderwerp), genitivus (bezit: van), dativus (meewerkend voorwerp: aan, voor), accusativus (lijdend voorwerp), ablativus (door, met, vanaf)
M = mannelijk V = vrouwelijk O = onzijdig ev = enkelvoud mv = meervoud

1 damnatus : geprezen (ev 1, M)
2 ligaturus : zullende binden (ev 1, M)
3 locatus esse : geplaatst te zijn (ev 1, M)
4 araturus esse : te zullen ploegen (ev 1, M)
5 dimicavisse : gestreden te hebben
6 instantes : aandringend (mv 1, 4, MV)
7 cinctam : omgord (ev 4, V)
8 trucidari : neergehouwen worden
9 terruisse : bang gemaakt te hebben
10 rediturus : zullende terugkeren (ev 1, M)
11 sciturus esse : te zullen weten (ev 1, M)
12 munitorum : versterkt (mv 2, MO)
13 vincenti : overwinnend (ev 3, MVO)
14 vinciente : ketenend/in de boeien slaand (ev 5, MVO)
15 abituram : zullende weggaan (ev 4, V)
16 iturus esse : te zullen gaan (ev 1, M)
17 retineri : weerhouden worden
18 punitus esse : gestraft te zijn (ev 1, M)
19 volaturi : zullende vliegen (ev 2 MO, mv 1 M)
20 periisse : te hebben verloren / te hebben vernietigd
21 mittentium : zendend (mv 2, MVO)
22 exercitos : geoefend (mv 4, M)
23 adhibitus esse : aangewend te zijn (ev 1, M)
24 finiturum : zullende eindigen (ev 4, M; ev 1, 4, O)
25 nociturus esse : te zullen schaden (ev 1, M)
26 iacentia : liggend (mv 1, 4, O)
27 dormientes : slapend (mv 1, 4, MV)
28 iaci : geworpen worden
29 reperiri : gevonden worden
30 pinxisse : te hebben geschilderd
31 ductorum : geleid (mv 2, MO)
32 tecturis : zullende bedekken (mv 3, 5, MVO)
33 exiturus esse : te zullen uitgaan (ev 1, M)
34 flentibus : wenend (mv 3, 5, MVO)
35 vocata : geroepen (ev 1, 5, V; mv 1, 4, O)
36 rapi : geroofd worden
37 cupiente : wensend (ev 5, MVO)
38 spectavisse : te hebben gekeken
39 sperantium : hopend (mv 2, MVO)
40 iuraturus esse : te zullen zweren (ev 1, M)