Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fabulae

Hoofdstuk 26, oefening 163

pronomina indefinita (onbepaalde voornaamwoorden)
aliquis, quidam

1 Aliquis laudatur. Er wordt iemand geprezen.
2 Aliqua mulier nos mittit. Een of andere vrouw zendt ons.
3 Carmen aliquod canitur. Er wordt een of ander lied gezongen.
4 Aliquid canitur. Er wordt iets gezongen.
5 Si quis studet, laudatur. Als iemand zijn best doet, wordt hij geprezen.
6 Si quod carmen canitis, audimus. Als jullie enig lied zingen, luisteren wij.
7 Alicui amico hoc donum mittat. Laat hij dit geschenk aan een of andere vriend sturen.
8 Ingenium socii alicuius vir ille laudat. Die man prijst het verstand van een of andere bondgenoot.
9 Alicuius ingenium illi laudant. Die lieden prijzen het verstand van de een of ander.
10 Puer quidam monetur. Een zekere jongen wordt gewaarschuwd.
11 Sociis quibusdam invides. U benijdt bepaalde bondgenoten.
12 Ne cui amico invideat. Laat hij/zij niet een of andere vriend benijden.
13 Minas cuiusdam timemus. Wij vrezen de bedreigingen van een zeker persoon.
14 Minas quasdam timeo. Ik vrees bepaalde bedreigingen.
15 Quidam moneri debent. Bepaalde mensen moeten gewaarschuwd worden.
16 Carmina quaedam canite. Zing bepaalde liederen.
17 Si quae carmina auditis, gaudetis. Als jullie enige liederen horen, zijn jullie blij.
18 Moneo te, ne quem dolum fingas. Ik waarschuw je geen / niet een of andere list te verzinnen.
19 Nisi quis nos adiuvat, perimus. Wij komen om, tenzij iemand ons helpt. / Als niemand ons helpt, komen wij om.
20 Ne quem socium perdat. Laat hij geen / niet een of andere bondgenoot te gronde richten.
21 Quod oppidum capere temptatis? Welke stad proberen jullie in te nemen?
22 Oppidum, quod diripitur, diu oppugnabatur. De stad die geplunderd wordt, werd lang belegerd.
23 Litori alicui appropinquamus. Wij naderen een of andere kust.
24 In quo litore eratis? Op welk strand waren jullie?
25 Si quam oram videbimus, navem appellemus. Als we een of andere kust (zullen) zien, zullen we het schip erheen sturen.
26 Cui amico donum hoc mittitis? Aan welke vriend zenden jullie dit geschenk?
27 Hospitem quendam spernere audes. Jij waagt het een zekere gastvriend te minachten.
28 Cuius amicus spernebatur? Wiens vriend werd veracht?
29 Si quod malum times, deos implora. Roep de goden aan als je enig kwaad vreest.
30 Ingenio quodam opera haec facis. Met een zekere aanleg / Met een zeker talent vervaardig jij deze werkstukken.