Pallas > Druk 4: Boek 1
tekst 6C
Τá½³λος á¼ν á¼σχá½±τῳ μυχá¿· τοῦ λαβυρá½·νθου ψá½¹φον δεινὸν (á¼€κοá½»ει).Tenslotte in de verste hoek van het labyrint hoort hij een verschrikkelijk geluid.
Νῦν καὶ τὸν Θησá½³α (φá½¹βος) (λαμβá½±νει)·
Nu grijpt de angst ook Theseus:
τὸν Μινá½½ταυρον (νοεá¿–), á¼€λλá½° ... (καθεá½»δει) τὸ θηρá½·ον!
Hij merkt de Minotauros op, maar … het beest slaapt!
(Ὁ δá½² Θησεὺς) σιγῇ (βαá½·νει) πρὸς τὸ θηρá½·ον.
Theseus gaat in stilte naar het beest.
Τá½¹τε δá½² τοὺς á½€φθαλμοὺς (á¼€νοá½·γει) (τὸ θηρá½·ον)
Dan opent het beest zijn ogen
καὶ (αá¼´ρει) τá½´ν μεγá½±λην κεφαλá½µν ...,
en tilt hij zijn grote kop op…,
(á½ δá½² Θησεὺς) αá½τá½·κα τá½´ν κεφαλá½´ν (λαμβá½±νει)
Theseus pakt de kop meteen vast
καὶ ταá¿–ς πυγμαá¿–ς (παá½·ει)· [ἄνοπλος] γá½±ρ (á¼στιν).
En slaat het met zijn vuisten: want hij is ongewapend.
Οὕτω δá½´ βá½·á¾³ (á¼€ποκτεá½·νει) τὸν Μινá½½ταυρον.
Zo dood hij met geweld/kracht de Minotauros.
Ἔπειτα τá¿· λá½·νῳ τá¿· τῆς Ἀριá½±δνης (εὑρá½·σκει) τá½´ν θá½»ραν.
Daarna vindt hij de deur met de draad van Ariadne.
Ἐνταῦθα (τá½° τá½³κνα) μεγá½±λῃ χαρá¾· (λá½³γει)·
Daar zeggen de kinderen met grote vreugde:
‘Μá½±λα (χαá½·ρομεν) καὶ (θαυμá½±ζομá½³ν) σε, ὦ Θησεῦ·
Wij zijn erg blij en wij bewonderen jou Theseus:
(σὺ) γá½°ρ μá½±λα [á¼°σχυρὸς καὶ á¼€νδρεá¿–ος] (εἶ)!
Want jij bent erg sterk en dapper!
Τῇ μεγá½±λῃ á¼€νδρεá½·á¾³ (σá¿´ζεις) ἡμᾶς καὶ τá½°ς Ἀθá½µνας!’
Jij hebt ons en Athene gered door grote dapperheid/met grote dapperheid!
Ἔπειτα (τá½° τá½³κνα) σπουδῇ τá½´ν Ἀριá½±δνην (καλεá¿–)·
Daarna roepen de kinderen met haast Ariadne:
(ἡ γá½°ρ Ἀριá½±δνη) á¼”ξω (μá½³νει). (Τá½° δá½² τá½³κνα) (λá½³γει)·
Want Ariadne wacht buiten. De kinderen zeggen:
(‘Θησεὺς ὠἈθηναá¿–ος) τὸν Μινá½½ταυρον ταá¿–ς á¼°σχυραá¿–ς πυγμαá¿–ς
Theseus de Athener heeft de Minotauros met zijn sterke vuisten gedood.
(á¼€πá½³κτεινεν). (Σὺ) δá½³, ὦ Ἀριá½±δνη, [βοηθὸς] ἡμá¿–ν (á¼´σθι)·
Jij, Ariadne, wees voor ons een helper:
(ἡμεá¿–ς) γá½°ρ á¼κ τοῦ λαβυρá½·νθου á¼κβαá½·νειν (á¼πιθυμοῦμεν).
Want wij verlangen ernaar uit het labyrint te komen.
(Ἄνοιγε) οá½–ν τá½´ν θá½»ραν, Ἀριá½±δνη.’
Open dus de deur, Ariadne.’
(Ἡ δ’ á¼ˆριá½±δνη) τῇ τῶν Ἀθηναá½·ων σωτηρá½·á¾³ (χαá½·ρει)
Ariadne is blij met de redding van de Atheners
καὶ σπουδῇ (á¼€νοá½·γει) τá½´ν θá½»ραν.
En met haast opent ze de deur.
Αá½τá½·κα δ’ (á½ Θησεὺς καὶ ἡ Ἀριá½±δνη καὶ οá¼± ἄλλοι) (φεá½»γουσι)
Meteen vluchten Theseus en Ariadne en de anderen
πρὸς τá½´ν θá½±λατταν. Ἐνταῦθα εá¼°ς τὸ πλοá¿–ον (εá¼°σβαá½·νουσι)
naar de zee. Daar gaan ze aan boort van het schip
καὶ á¼€νá½³μῳ καλá¿· (á¼€ποπλá½³ουσιν).
En varen ze weg door goede wind.