Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 14, tekst A-1F: Cicero klaagt Catalina aan
1 Wat is er immers, Catilina, dat jou in deze stad nog zou kunnen amuseren? Daarin is niemand buiten die samenzwering van verdorven mensen, die jou niet vreest, niemand die jou niet haat. Welk brandmerk van de schande van jouw familie is er niet in jouw leven ingebrand? Welke smaad 5 van/in je particuliere leven kleeft niet aan je reputatie? Welke wellust is afwezig geweest van jouw ogen, welke misdaad ooit van jouw handen, welke wandaad van jouw hele lichaam?Welk 10 knulletje, dat je met de verlokkingen van immoreel gedrag gestrikt had, heb je niet een zwaard gegeven voor gewelddadigheid of de weg gewezen tot wellust? En verder? Toen je onlangs door de dood van je vorige vrouw plaats had ingeruimd voor een nieuw huwelijk, heb je soms niet ook met een andere ongelofelijke misdaad deze misdaad bekroond? Hieraan ga ik voorbij en accepteer gemakkelijk daarover te zwijgen, om te vermijden dat het schijnt dat in deze staat de onmenselijkheid van zo'n misdaad voorgekomen of niet bestraft is!
15 Ik ga voorbij aan de puinhoop van jouw financiƫle situatie, die je in volle omvang op de eerstvolgende Iden zult voelen dreigen: ik kom toe aan dat, wat geen betrekking heeft op de slechte reputatie in je persoonlijke leven van ondeugden, geen betrekking heeft op jouw huiselijke problemen en schande, maar op het staatsbelang en op ons aller leven en welzijn.