Fabulae
Hoofdstuk 10, oefening 93
1) De moeder is bedroefder dan haar dochter.2) De dood is sterker dan de mens.
3) De Tartarus is donkerder dan een bos.
4) Pluto is groter dan zijn echtgenote maar kleiner dan zijn broer.
5) In de winter zijn de dagen korter dan in de zomer.
6) De poort is lager dan het huis.
7) Delphi is zeer fraai (plurale tantum)
8) De lente is mij liever dan de herfst.
9) De fortuin brengt geen roem voort.
10) De zon is groter dan de maan.
11) In de zomer zijn de dagen langer dan de nachten.
12) Een dag is een korter deel van het jaar dan een maand.
13) De zee is dieper dan het meer.
14) De meeste bronnen geven opperbest water.
15) In de zomer zijn de dagen langer dan in de winter.
16) Stuur betere hulp.
17) Wie is strenger dan de koning?
18) Ik word gekweld door een zeer felle koude.
19) Jij wordt overwonnen door sterkere krachten.
20) Het paard van de vriend is sneller.
Ovidius (Met. 2.62)
En wat hebben wij, groter dan Jupiter?