Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 13, tekst 4E: Mercurius vaart tegen Aeneas uit

Hij zag Aeneas terwijl deze de fundering legde voor de burcht en huizen bouwde, zodra hij met zijn gevleugelde voetzolen de hutten bereikte. En hij had een zwaard, glanzend door roodgele jaspis, de mantel verspreidde een rode gloed door Tyrisch purper, hangend om zijn schouders, cadeautjes die de rijke Dido had gegeven en zij had het weefsel versierd met fijn gouddraad. Onmiddellijk viel hij uit, bouw jij nu de fundamenten van het hoge Carthago, bouw jij de mooie stad als hulpje van je vrouw? (als een watje)
Ach, jij die je rijk vergeet en jouw belangen! De heerser van de goden zelf stuurde mij naar jou toe vanaf de heldere Olympus, die hemel en aarde bestuurt met zijn goddelike macht; zelf beveelt hij deze opdrachten te brengen door de snelle lucht, wat doe jij?
Met welke hoop verdoe jij je tijd in het Lybische land? Als geen roem van zo´n grote zaak indruk maakt op jou en als jijzelf niet ter wille van je eigen roem je inspant, bekommer jij je om de opgroeiende Ascanius en de hoop van erfgenaam Iulus (Ascanius) aan wie het rijk van Italië en het Romeinse land is voorbestemd. Toe de Cyllenier (Mercurius' met deze woorden had gesproken, verliet hij de menselijke blik (Aeneas) middenin het gesprek en hij verdween uit het zicht in de verte in de ijle lucht.