Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 12, tekst 4I
1 'Hij is een slaaf.' Maar misschien vrij wat zijn geest betreft. 'Hij is een slaaf.' Zal dit hem kwaad doen? Toon mij wie dat niet is: de een is slaaf van zijn wellust, een ander van zijn hebzucht, een ander van zijn eerzucht, allen van hoop, allen van angst. Ik zal een oud-consul noemen die slaaf is van een oud vrouwtje, ik zal een rijkaard noemen die slaaf is van een slavinnetje, ik zal zeer aanzienlijke jongemannen aanwijzen als slaven van balletdansers: geen enkele slavernij is schandelijker dan een vrijwillige. En daarom is er geen reden dat die arrogante mensen jou ervan afhouden om je5 opgewekt te gedragen tegenover je slaven en niet hooghartig uit de hoogte te doen: laten zij jou liever eren dan vrezen.
Iemand zal nu zeggen dat ik de slaven tot de vrijheid oproep en de meesters van hun voetstuk gooi, omdat ik zei: 'laten zij liever hun meester eren dan vrezen.' 'Meen je dat werkelijk?', kan iemand zeggen. 'Moeten zij hem eren zoals beschermelingen, zoals bezoekers?' Hij die dit gezegd zal hebben zal vergeten dat dat voor meesters niet te weinig is wat voor god genoeg is. Wie vereerd wordt, wordt ook bemind: liefde kan niet met vrees worden vermengd.