Fortuna > Boek 3
Hoofdstuk 12, tekst 4C
1 Vervolgens wordt er een gezegde van/met dezelfde aanmatiging naar voren gebracht, dat er evenveel vijanden zijn als slaven: wij hebben ze niet als vijanden, maar we maken ze (tot vijanden). Ik ga intussen voorbij aan andere wrede, onmenselijke dingen, namelijk dat wij ze zelfs niet als mensen maar als vee misbruiken. Wanneer wij aan tafel zijn gaan aanliggen om te eten, veegt één speeksel af, een ander verzamelt, weggedoken onder het bed, de resten van degenen die beschonken zijn.5 Weer een ander snijdt kostbare vogels in stukken: terwijl hij zijn kundige hand met vaste halen laat rondgaan door de borst en door de achterbout, snijdt hij stukken af, de ongelukkige die slechts voor dit ene leeft, dat hij mestvogels fatsoenlijk snijdt, behalve dat hij ellendiger is die dit omwille van genot laat leren dan hij die dit omwille van de noodzaak leert.