Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 12, tekst 3D

1 Wat is dus deze geest? Hij die straalt door geen enkel goed behalve door zijn eigen goed. Wat is immers dwazer dan in een mens te prijzen wat van een ander is? Wat is onzinniger dan hij die die dingen bewondert die op een ander onmiddellijk kunnen worden overgedragen? Niet maken gouden teugels een paard beter, het maakt verschil of een leeuw met vergulde manen naar de arena wordt gestuurd, terwijl hij wordt betast en, vermoeid, gedwongen wordt tot het geduld om de versiering te accepteren, dan wel een niet opgetuigde leeuw, met een ongeschonden geest: deze, natuurlijk onstuimig, zodanig als 5 de natuur wilde dat hij is, prachtig door zijn grimmigheid, waarvan dit zijn charme is, namelijk dat hij niet zonder angst kan worden aanschouwd, verdient de voorkeur boven die matte en met goud versierde (leeuw).
Niemand moet zich beroemen tenzij op datgene wat van hemzelf is. Wij prijzen een wijnstok als hij met zijn vruchten de wijnranken overlaadt, als hij door het gewicht van die dingen die hij heeft gedragen, de stutten zelf naar de grond omvertrekt: iemand zou toch niet boven deze (wijnstok) die wijnstok verkiezen, waaraan gouden druiven, gouden takken hangen? De eigen deugd bij een wijnstok is de vruchtbaarheid: ook in een mens moet dit geprezen worden, dat van hemzelf is. 10 Hij heeft mooi personeel en een mooi huis, hij zaait veel, hij leent veel geld uit tegen rente: niets van deze dingen is in hemzelf, maar rondom hemzelf.
Prijs in hem wat noch kan worden ontrukt (afgenomen), noch gegeven kan worden, wat eigen is aan de mens. Je vraagt wat dat is? De geest en de volmaakte rede in de geest. De mens is immers een met rede begaafd wezen. Het goede van hem wordt dus geperfectioneerd als hij datgene heeft vervuld waarvoor hij wordt geboren.