Hoofdstuk 11, tekst B (versie 6)

1 Zodra hij de schim van Dido herkende, begon Aeneas te huilen en zei:
2 'Lieve Dido, ik ben Aeneas, leider van de Trojanen.

3 Waarom zie ik jou tussen de schimmen? Ik ben toch niet de oorzaak van jouw dood geweest?

4 Jij hebt jezelf toch niet gedood, nadat ik weg gevaren was met mijn schepen van Afrika?

5 Geloof mij, koningin: tegen mijn zin in heb ik jou verlaten.

6 De lotsbeschikkingen dwongen mij jouw stad te verlaten en naar Italië te gaan.

7 Ik heb jou nooit willen bedriegen. Ik zal altijd de naam Dido in mijn herinnering houden.

8 Maar Dido wendde haar ogen af en zweeg.

9 Ze stond er vijandig, als een harde rots bij, en bewoog zich niet.

10 Toen wendde zij zich plotseling af van zijn ogen en vluchtte weg naar een bos van myrte.

11 Aeneas riep: 'Dido, waarom vlucht je?

12 Ontvlucht je mij? Blijf staan, ik smeek je.'

13 Dido bleef echter niet staan en antwoordde ook niet. In het bos van myrte

14 verborg ze zich waar haar echtgenoot Sychaeus haar liefdevol ontving