Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Lego

Hoofdstuk 12, tekst 4: Dido verliefd

Maar de koningin, al lang gewond door zwaar liefdesverdriet, voedt de wond met haar aderen en wordt verteerd door een onzichtbaar vuur. Vaak komen de goede eigenschap(pen) van de man en vaak de eer[volle positie] van zijn geslacht in haar geest; in haar hart blijven zijn gelaat¬ strekken en zijn woorden vastgehecht zitten
5 en haar zorg/liefdesverdriet geeft haar leden geen vredige rust. De volgende Dageraad verlichtte
met Phoebus’ fakkel de landen en had de vochtige duisternis van de hemel(pool) verdreven, wanneer zij buiten zinnen haar gelijkgezinde zuster zo alsvolgt toespreekt: ‘Anna zuster, wat voor dromen maken me bang, zodat ik gespannen ben!
10 Wat een bijzondere gast is hier onze woonplaats genaderd, als wat voor iemand zich
presenterend met zijn gelaat, met een hoe dapper hart en wapens (is hij)! Ik voor mij geloof - en niet onge¬ grond is dat geloof/vertrouwen - dat zijn afstamming van goden is. Vrees verraadt geesten van lage afkomst. Ach, door welke/wat een lotsbeschikkingen (is) hij heen en weer geslingerd! Wat een doorstane oorlogen bezong hij!
15 Als het voor mij in mijn gemoed niet zeker en onbeweeglijk/onwrikbaar vaststond dat ik me
met niemand door een huwelijksband wilde verbinden, nadat mijn eerste liefde (mij), bedrogene, door de dood had misleid/ontvallen; als ik geen afkeer had gehad van bruidsvertrek en huwelijksfakkel, had ik misschien voor deze ene misstap kunnen bezwijken.
20 Anna (ik zal het immers bekennen), na het lot van mijn ongelukkige man Sychaeus en na het
bespatten van de huisgoden door de moord door mijn broer, heeft alleen deze mijn gevoelens omgebogen en mijn geest aan het wankelen gebracht. Ik herken de sporen van het oude vuur. Maar ik zou wensen dat eerder of het onderste van de aarde de aarde zich voor mij opent
25 of dat de almachtige vader mij met zijn bliksem naar de schimmen drijft, naar de bleke
schimmen in de Erebus en naar de diepe nacht, voordat ik u, eergevoel, schend of uw rechten/regels losmaak/schend. Hij die als eerste mij aan zich verbond, heeft mijn liefde meegenomen; moge hij (die) bij zich houden en in het graf bewaren.’
30 Nadat ze zo had gesproken, vulde ze de plooi van haar kleed met opgekomen tranen.

Anna haalt Dido over toe te geven
Anna brengt terug/zegt: ‘O door je zuster meer beminde dan het levenslicht, zul jij dan
eenzaam in eeuwige jeugd wegkwijnen en noch zoete/lie¬ ve kinderen noch beloningen van Venus kennen? Geloof je dat as of begraven schimmen zich daarover (= id) zorgen maken?
35 Het zij zo: geen huwelijkskandidaten hebben (jou) ooit, bedroefd als je was, gebogen/(van idee) veranderd, niet in Libië, niet eerder in Tyrus; versmaad is Jarbas en andere vorsten, die het Afrikaanse land, rijk aan triomfen, voedt: zul je ook strijden tegen een liefde die je bevalt? En komt het niet in je gedachten op, in wier land je bent gaan zitten/je je hebt gevestigd?
40 Hier omringen (ons) de Gaetulische steden, een volk onoverwinnelijk in de oorlog, en de
teugelloze Numidiërs en de ongastvrije (kleine) Syrte; daar een door dorst/droogte verlaten streek en de wijd en zijd te keer gaande Barcaei. Wat/waarom moet ik (nog) de oorlogen die oprijzen/dreigen uit Tyrus noemen en de (be)dreigingen van je broer?
45 Ik voor mij meen dat de Trojaanse kielen/schepen onder bescherming van de goden en met de gunst van Juno [lett.: terwijl de goden ons beschermen en Juno gunstig(gezind) is] door de wind deze koers gehouden hebben. Wat een stad, zuster, zul je door zo’n huwelijk hier zien verrijzen, wat een rijk!
Als de wapens van de Teucri (ons) begeleiden, door welk een grote macht/prestaties zal de Punische roem zich dan verheffen!
50 Vraag jij slechts toestemming aan de goden en geef, wanneer er offers gunstig geofferd zijn,
toe/geef je over aan gastvrijheid en vlecht redenen aan elkaar om te blijven, zolang de winter en de regenrijke Orion te keer gaan op zee en de schepen gehavend (zijn), zolang het weer onhandelbaar (is).’
Door deze woorden zette zij haar hart in vuur en vlam met heftige liefde
55 en gaf hoop aan haar twijfelende geest en maakte haar schroom/terughoudendheid los.

Schuilen in de grot
160 Ondertussen begint de hemel gemengd/in beroering gebracht te worden door een groot/luid gerommel, er volgt een stortbui met hagel vermengd; en de Tyrische metgezellen en de Trojaanse jeugd en de Dardanische kleinzoon van Venus zochten/trachtten te bereiken uit vrees verschillende schuilplaatsen verspreid over de velden; rivieren storten van de bergen.
165 Dido en de Trojaanse aanvoerder komen in dezelfde grot terecht. Als eerste geven én de Aarde
én Juno als huwelijksleidster een teken; bliksems/vuren flitsten en de lucht/hemel was getuige bij het huwelijk, en boven op de top slaakten nimfen kreten. Die dag was als eerste de oorzaak van haar dood en als eerste (de oorzaak) van haar ellende;
170 want Dido laat zich niet meer door (uiterlijke) schijn of haar reputatie bewegen en denkt niet
meer aan een heimelijke liefde: een huwelijk noemt ze haar liefde, met deze naam verhult ze haar misstap.

De opdracht van Jupiter
‘Ga kom op, zoon, roep de Westenwind/Zephyrus en glijd op je vleugels en spreek de Dardaanse leider toe, die nu in het Tyrische Carthago
225 afwacht en niet omkijkt naar de door de beschikkingen gegeven steden, en breng mijn woorden
door de snelle luchten/snel door de lucht. Niet als zodanig/een zodanig iemand beloofde zijn zeer mooie moeder hem aan ons, en niet daarom redt ze (hem) tweemaal van de wapens van de Grieken; maar dat hij iemand zou zijn/om iemand te zijn, die
230 Italië zwanger van [door] militaire commando’s en dreunend door oorlog zou besturen, die een
geslacht zou voortbrengen van het verheven bloed van Teucer, en de hele kring onder zijn wetten zou zenden/bren¬ gen. Als (dan al) geen enkele roem van zo grote dingen hem aansteekt en hij zelf de zware taak niet onderneemt voor zijn eigen lof/roem, misgunt de vader dan Ascanius de Romeinse burchten?
235 Wat voert hij uit/is hij van plan? Of met welke hoop verblijft hij bij een vijandig volk en kijkt hij
niet om naar Ausonische nakomelingen en Lavinische akkers? Laat hij varen/hij moet varen! Dit is de kern, dit moet onze boodschap zijn.’ (...)

Mercurius geeft de boodschap van Jupiter door
265 Terstond vaart hij (tegen hem) uit: ‘Leg jij nu de fundamenten van het hoge Karthago en bouw jij,
te zeer in de ban van je vrouw, een mooie stad? Wee, jij die jouw rijk en jouw zaken bent vergeten!
Zelf stuurt de heerser van de goden me naar jou toe van de heldere Olym¬ pus,
270 die met zijn macht de hemel en de aarde doet draaien, zelf beveelt hij deze opdrachten te brengen
door de snelle lucht: Wat voer je uit/ben je van plan? Of met welke hoop verdoe je je tijd in Libische landen? Als (dan al) geen enkele roem van zo grote dingen jou beweegt [en je deze zware taak niet zelf voor je eigen roem onderneemt], denk dan aan de opgroeiende Ascanius en de hoop/verwachting van je erfgenaam Julus,
275 voor wie de heerschappij over Italië is bestemd/verschuldigd en het Romeinse land.’ Nadat de Cylleniër met zulke woorden had gesproken, verliet hij midden in het gesprek de sterfelijke blikken en vervaagde in de verte uit zijn ogen in de ijle lucht.
Maar Aeneas, buiten zinnen door de aanblik, was met stomheid geslagen
280 en zijn haren stonden rechtop door/van huivering en zijn stem stokte in zijn keel. Hij brandt van
verlangen weg te gaan in vlucht en de zoete landen te verlaten, verbijsterd door de zo grote aansporing en het bevel van de goden. Ach, wat moet hij doen? Met welke/wat voor woorden moet hij nu durven de razende koningin te benaderen? Welk begin moet hij als eerste nemen/Wat moet hij als eerste begin nemen?

Dido roept Aeneas ter verantwoording
Eindelijk spreekt zij Aeneas spontaan/op eigen initiatief aan met deze woorden:
305 ‘Heb je gehoopt, trouweloze, dat jij een zo grote misdaad ook (nog) kunt verbergen en zwijgend
van mijn land (kunt) weggaan? Houdt dan noch onze liefde noch de eens gegeven rechterhand noch het feit dat Dido met een wrede begrafenis/dood zal sterven jou (hier) vast? Ja maak jij zelfs in het winters seizoen/gesternte je vloot zwoegend gereed
310 en haast jij je midden in de Noordenwinden over volle zee te gaan, wrede? Wat (zou je doen), als je niet vreemde landen en onbekende huizen zou zoeken en het oude Troje nog bestond, zou dan geprobeerd worden Troje met je vloot te bereiken over een golvende zee? Vlucht je voor mij? Ik smeek je bij deze tranen en bij jouw rechterhand
315 (aangezien ik mezelf, ongelukkige, niets anders meer heb overgelaten) bij ons huwelijk(sverdrag),
bij ons begonnen huwelijk, als ik me in enig opzicht/wat betreft iets jegens jou verdien¬ stelijk heb gemaakt of iets van mij zoet/aangenaam voor jou is geweest, heb dan medelijden met mijn wankelend huis en trek dan die gedachte uit/laat die gedachte dan varen, als er nog enige plaats is voor smeekbeden.
320 Wegens jou haten (mij) de Libyische volken en de vorsten van de Nomaden, (zijn) de Tyriërs
vijandig; wegens diezelfde jou/wegens jou eveneens is mijn eergevoel uitgeblust/vernietigd en, waardoor alleen/het enige waardoor ik de sterren naderde, mijn vroegere goede naam. Voor wie laat je mij stervend achter, gast (aangezien deze naam alleen nog rest van echtgenoot)?
325 Wat/waarom draal/aarzel ik (nog)? (Soms) totdat mijn broer Pygmalion mijn muren/stad
vernietigt of de Gaetuliër Jarbas (mij) als gevangene meevoert? Als ik tenminste een (of ander) kind van jou had ontvangen/gekregen vóór je vlucht, als er voor mij in het paleis een klein Aeneasje speelde, die jou toch door zijn gelaat zou terugbrengen,
330 dan zou ik zeker niet geheel bedrogen en verlaten schijnen.’ Zij had gesproken. Hij hield door de opdrachten van Jupiter zijn ogen onbewogen en drukte, zich schrap zettend, zijn zorg/liefdesverdriet onder in zijn hart.

De vloek van Dido
‘Ga, zoek met de winden Italië op, tracht over de golven je rijk te berei¬ ken.
Ik hoop stellig, als plichtsgetrouwe godheden (nog) iets vermogen/waard zijn,
dat (jij) op de rotsen je straf zult ondergaan/leegdrinken en vaak Dido bij naam zult roepen.
Ik zal (je), terwijl ik er niet (meer) ben, met zwarte vuren volgen
385 en, wanneer de koude dood mijn ledematen/lichaam zal hebben gescheiden van mijn ziel,
zal ik als schim op alle plaatsen aanwezig zijn. Jij zult boeten, schurk!
Ik zal (het) horen en dit gerucht zal me bereiken onderin het diepst van het dodenrijk.’

Aeneas laat zich niet bepraten
Met dergelijke/zulke (woorden) smeekte zij en zulke jammerklachten brengt haar diep ongelukkige zuster over en brengt opnieuw over. Maar hij wordt door geen jammerklachten bewogen
of luistert niet beïnvloedbaar naar enige woorden/of laat zich door geen woorden beïnvloeden;
440 de lotsbeschikkingen staan in de weg en de/een god blokkeert de vredige oren van de man/zodat
ze vredig blijven. En zoals Noordenwinden uit de Alpen onderling strijden om een stevige eik met oud hout met hun windvlagen nu eens van deze, dan weer van die kant te ontwor¬te¬len; er gaat een gekraak (op), en bladeren bedekken door het schudden van de stam/nadat de stam is geschud, hoog/in een dikke laag de aarde;
445 zelf zit hij vast in de rotsen en zo ver als hij met zijn kruin (reikt) naar de hemelse lucht,
zo ver reikt hij met zijn wortels in de Tartarus:
volstrekt niet anders wordt de held van alle kanten door de voortdurende woorden gebeukt,
en voelt hij diep het verdriet in zijn grote hart;
(maar) zijn verstand blijft onbewogen, tevergeefse tranen wentelen zich/tranen vloeien tevergeefs.




Dido kan de slaap niet vatten
Het was nacht en vermoeide lichamen plukten/genoten een vredige rust over de aarde,
en de bossen en de woeste zeeoppervlakten waren tot rust gekomen,
wanneer de sterren zich midden op hun baan wentelen,
525 wanneer de hele akker stil is, het vee en de bont gevleugelden/vogels,
én die de heldere meren wijd en zijd én die het platteland, ruw door struikgewas, bewonen,
geplaatst in slaap tegen het vallen van de zwijgende nacht,
de zorgen van de mensen lenigden/verlichtten en de harten die het gezwoeg vergaten.
Maar niet Dido, in haar hart ongelukkig, en nooit
530 wordt zij losgemaakt tot slaap of neemt ze in/met haar ogen of borst/hart de nacht op:
haar zorgen/liefdesverdriet verdubbelen zich en opnieuw oprijzend/herlevend woedt de liefde
en golft met grote branding van woedegevoelens.


Dido vervloekt Aeneas opnieuw
‘Dan moeten jullie, o Tyriërs, de nakomelingen en het hele toekomstige geslacht
afmatten met haatgevoelens, en deze als gaven voor onze as zenden.
Geen liefde en ook geen verdragen mogen er aan de volkeren zijn.
625 Moge een [of andere] wreker opstaan uit onze botten, jij
die met fakkel en ijzer de Dardanische boeren/kolonisten volgt,
nu, eens, op welke tijd ook maar de krachten zullen verschijnen.
Ik smeek om kusten tegenover kusten, golven tegenover golven,
wapens tegenover wapens: vechten moeten zowel zij zelf als hun nakomelingen.

Dido doodt zichzelf
Nadat ze daar de Trojaanse kleding/van Ilium en het bekende bed had gezien, ging ze, na een weinig in tranen en de geest/gedachten verbleven te hebben/verzonken te zijn geweest,
650 liggen op de matras en zei de laatste woorden: ‘Zoete kleren, zolang als de lotsbeschikkingen
en de god het duldden(n), ontvang deze ziel en bevrijd me van deze zorgen. Ik heb geleefd en de loop die het Lot had gegeven, voltooid, en nu zal de grote schim van mij onder de aarde gaan.
655 Een zeer beroemde stad heb ik gesticht, mijn muren heb ik gezien,
nadat ik mijn man gewroken had, heb ik vergoeding ontvangen van mijn vijandige broer, gelukkig (was ik), ach, al te gelukkig, als maar nooit de Dardanische kielen/schepen onze kusten bereikt hadden.’
Sprak zij en ze zei met haar mond in het kussen gedrukt/gedrukt wat haar mond betreft in het kussen: ‘We zullen ongewroken sterven,
660 maar laten we sterven. Zo, zo bevalt het ons/mij onder de schimmen te gaan. Moge de wrede
Dardaniër met zijn ogen dit vuur indrinken vanaf de vol¬ le (zee), en moge hij de tekens van onze dood met zich mee dragen.’
Zo had zij gesproken, en dienaren zien dat zij midden onder dergelijke (woorden) zich in het zwaard stort en dat het zwaard van bloed
665 bruist en haar handen bespat zijn. Een geschreeuw gaat op naar de hoge binnenhof/hal.
Het Gerucht zwerft als een Bacchante rond door de hevig geschokte stad.