Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Plato

Faidoon

(r.66b)Zolang als wij het lichaam hebben en onze ziel vergroeid is met zodanig kwaad, is het onmogelijk dat wij in voldoende mate zullen verschaffen waarnaar wij begeren; wij zeggen dat dit de werkelijkheid is. Want ons lichaam geeft ons ontelbare rusteloosheden door de noodzakelijke manier van leven;
(r.66c) en daarbij, als sommige ziektes ons overkomen, lopen zij de jacht van ons op het Zijnde voor de voeten. Het lichaam vult ons met verlangens, begeertes, angsten en veelsoortige drogbeelden en met veel flauwekul, zodat, zoals men pleegt te zeggen, wis en waarachtig, door hem (het lichaam) het ons nooit lukt om inzicht te krijgen. Want niets anders verschaft oorlogen, opstanden en strijden dan het lichaam en de verlangens daarvan. Want alle oorlogen ontstaan door bezit van geld/goederen, en wij worden gedwongen geld te bezitten door het lichaam, slaaf zijnde van de verzorging van deze (het lichaam);
(r. 66d) wij hebben daarna geen vrije tijd op het gebied van filosofie door al deze dingen. Het ergste van alles is dat, telkens wanneer aan ons een vorm van vrije tijd is weg van hem en wij ons wenden tot het onderzoeken van iets van echte betekenis, bij de onderzoeken [het lichaam] weer overal met een onverhoedse overval verwarring geeft en opschrikt, zodat wij door hem de waarheid niet kunnen aanschouwen.
Maar het is volkomen duidelijk aan ons getoond dat, als wij ooit iets zullen willen weten op zuivere wijze, wij dan daarvan afscheid moeten nemen en er met de ziel alleen (zelf) naar de dingen zelf gekeken moet worden.
(r.66e) En dan, naar het schijnt, zal aan ons zijn waarnaar wij verlangen en waarvan wij zeggen minnaars te zijn, (namelijk minnaars)van inzicht, wanneer wij gestorven zijn, zoals ons gesprek laat zien, maar [het zal niet aan ons zijn] die leven.
Want als het onmogelijk is om met het lichaam zuiver tot inzicht te komen, dan is het het één of het ander: óf het is absoluut onmogelijk om het ‘weten’ te bezitten, óf alleen voor ons die gestorven zijn:
(r.67a) want dan zal die ziel zelf op zichzelf zijn, gescheiden van het lichaam, en niet eerder.