Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 2

Hoofdstuk 28, tekst B

Sindsdien was de naam van de Friezen zeer beroemd onder de Germanen. Toen Nero
keizer was verlangden de Friezen een nieuw en vruchtbaar stuk land. Daarom
vestigden ze zich in lege gebieden, dichterbij de Rijn, op initiatief van Veritus en Malorige, die dat volk bestuurden. En ze hadden reeds huizen gebouwd en ze bebouwden akkers toen een Romeinse commandant bij hen kwam. Hij
beval hen om naar hun oude plaats terug te keren, of een nieuwe woonplaats te
vragen aan de keizer. Daarna zijn beide koningen naar Rome vertrokken. In de
stad wachtten ze op Nero, die ingespannen bezig was met nogal grote zorgen, en
gingen zij het theater binnen om de grootsheid van het Romeinse volk te zien.
Toen de spelen hen daar, door onwetendheid, niet bevielen, informeerden zij waar
equites en de senatoren zaten. En toen ze sommigen hadden gezien op de
zitplaatsen van de senatoren, met buitelandse kleren, vroegen ze wie dat waren.
Ze hoorden dat deze eer gegeven was aan gezanten van die volkeren die het
dapperst waren en het meest bevriend met het Romeinse volk. Nadat ze deze
woorden gehoord hadden riepen ze uit: "Geen mensen zijn beter dan de Germanen
wat betreft wapens of trouw. Geen volk is dapperder dan wij!"
En daarna gingen ze tussen de senatoren zitten. Nadat Nero dit had vernomen, gaf
hij beide koningen het Romeinse burgerrecht, maar hij beval de Friezen zo snel
mogelijk van het gebied weg te gaan. Maar toen ze de gebieden niet verlieten,
zijn ze door de Romeinse ruiters daartoe gedwongen. Zij die dapperder verzet
boden zijn gevangen genomen of afgeslacht.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18