Lego
Hoofdstuk 1, tekst 7: Sint Joris en de draak
De koning probeert zijn dochter te reddenToen nu de schapen al bijna opraakten/tekort schoten, vooral omdat ze geen grote hoeveelheid daaraan konden hebben, gaven ze/deelden ze toe nadat er overleg was aangegaan/na overleg een schaap met een mens daaraan verbonden/gebonden. Toen dus door het lot de zonen en dochters van alle mensen gegeven werden, en het lot niemand uitzonderde en al bijna alle zonen en dochters opgegeten waren, is volgens een vaste volgorde de enige dochter van de koning
5 volgens het lot gegrepen en aan de draak toegewezen. Toen zei de koning zeer bedroefd: 'Brengt goud en zilver en de helft van mijn rijk en laat mijn dochter gaan, opdat ze niet zo sterft.' En hem antwoordde het volk met razernij: 'Jij, o koning, hebt deze bepaling gemaakt en nu zijn al onze kinderen dood en wil jij je dochter redden? Als jij niet in/bij je dochter tot vervulling gebracht zult hebben/zult vervullen, watje bij anderen hebt
10 opgedragen, zullen wij jou en je huis in brand steken.'
Toen de koning dat hoorde, begon hij te huilen om zijn dochter, terwijl hij zei: 'Wee mij, mijn liefste dochter, wat zal/moet ik aangaande jou doen? Of wat zal/moet ik zeggen.' En gewend naar het volk zei hij: 'Ik smeek, dat jullie mij een uitstel van acht dagen geven/toedelen om te rouwen om mijn dochter. En toen het volk dat had toegestaan, is het volk op het einde van de acht dagen razend [lett.: met razernij] teruggekeerd,
15 terwijl het zei: 'Waarom richt je je volk te gronde wegens je dochter? Kijk wij allen sterven door de vurige adem van de draak.'
De koningsdochter wordt opgeofferd
Toen, toen de koning zag, dat hij zijn dochter niet kon bevrijden, kleedde hij haar met/in koninklijke kleding en nadat hij haar had omhelsd zei hij met/in tranen: 'Wee mij, mijn liefste dochter, ik geloofde zonen van jou groot te brengen en nu ga je, opdat je door een draak
20 wordt verslonden/om door een draak te worden verslonden. Wee mij, mijn liefste dochter, ik hoopte voor jouw bruiloft de vorsten uit te nodigen, het paleis met parels te versieren, tamboerijnen en orgels te horen, en nu ga je om door een draak te worden verslonden.' En haar hartelijk kussend liet hij haar gaan, terwijl hij zei: 'Mocht ik toch, mijn dochter, vóór jou gestorven zijn, liever dan dat ik jou zo verloren had!' Toen viel zij voorover neer bij de voeten van haar vader, terwijl ze van hem zijn zegen vroeg. En toen de vader haar
25 met/onder tranen had gezegend, ging/trad zij naar voren naar het meer.
Joris komt te hulp
Zodra/toen de gelukzalige Georgius, die toevallig daarvandaan overstak, haar zag huilen, vroeg hij, wat ze had. En de dochter (zei): 'Goede/beste jongeman, bestijg snel je paard en vlucht, opdat je niet tegelijk met mij sterft.' Georgius (sprak) tot haar: 'Wil niet bang zijn/Vrees niet, dochter, maar zeg mij, waarop je hier wacht, terwijl het hele volk toekijkt.' En zij:
30 'Zoals ik zie, goede jongeman, heb jij een prachtig hart [lett.: ben je van een prachtig hart] maar verlang je samen met mij te sterven? Vlucht snel.' Georgius (zei) tegen haar: 'Ik zal hiervandaan niet weggaan, totdatje aan mij mededeelt/zult mededelen, watje hebt.' Toen zij dus het helemaal aan hem had uiteengezet, zei Georgius: 'Dochter, wil niet bang zijn/vrees niet, omdat ik je in de naam van Christus zal helpen.' En zij: 'Goede/beste soldaat, moge je niet samen met mij omkomen. Het is immers voldoende, als ik alleen omkom, want je zou me niet kunnen bevrijden en je zou met mij omkomen.' Terwijl ze
35 deze dingen/dit spraken, kijk daar tilde de draak al komend zijn kop uit het meer op. Toen zei het meisje sidderend: 'Vlucht, goede/beste heer, vlucht snel.'
Joris bindt de strijd aan
Toen viel Joris terwijl hij z'n paard besteeg en zich met het kruis verstevigde/beschermde de draak, die tegen hem er aan kwam, moedig aan en, terwijl hij z'n lans dapper zwaaide en zich/elf aan God toevertrouwde, verwondde hem ernstig en wierp (hem) op de aarde en zei tegen het meisje:
40 'Werp je ceintuur naar de hals van de draak zonder dralen [lett.: geenszins aarzelend], dochter.' [(En] toen ze dat had gedaan, volgde hij haar als een zeer makke hond. Toen ze hem dus naar de stad leidde, begonnen de mensen, toen ze dat zagen, over de bergen en kuilen te vluchten, terwijl ze zeiden: 'Wee ons, omdat we nu/weldra allen zullen omkomen.' Toen knikte de gelukzalige Georgius hen toe, terwijl hij zei: 'Vreest niet, hiervoor immers zond de Heer mij naar jullie toe, opdat ik jullie
45 van de straf van de draak zou bevrijden. Gelooft slechts in Christus en laat ieder van jullie worden gedoopt en ik zal die draak doden.' Toen werden de koning en alle mensen gedoopt, maar de gelukzalige Georgius doodde, nadat hij zijn zwaard uit de schede had getrokken [lett.: zijn zwaard uit de schede getrokken was] de draak en droeg op dat hij buiten de stad gedragen werd.