Exercitium 5: A

1. Je moet het meisje geen geld geven.
2. De bode bericht aan de bondgenoten (van de Romeinen) de overwinning (van de Romeinen).
3. Lucia, waarom maak je de deur niet open voor moeder?
4. Moeder vertelt haar kinderen vaak verhalen. Dan zijn de kinderen stil en luisteren naar moeder.
vooral aan Lucia behagen de verhalen.
5. Hij helpt ons vaak, maar geeft ons nooit geld.
6. Marcus, waarom wijs je de koopman niet de weg?
7. Ik heb een vrouw en kinderen.
8. Het spel bevalt de toeschouwers goed. Ze roepen en juichen.
9. Moeder verschaft de vrienden van vader een maaltijd.
10. Wij hebben geen geld, vriend.
11. De mannen sidderen en durven Caesar niet te naderen.
12. het staat jullie niet vrij naar Corinthe te varen.
13. De vrouw maakt een maaltijd voor zichzelf klaar.
14. De durf van mijn broers staat mij niet aan.
15. Wij hebben mannen en paarden en zwaarden; daarom vrezen wij de troepen van de barbaren niet.
16. De sterren wijzen de stuurlui de weg,.
17. iedere dag maakt moeder voor haar man en kinderen een maaltijd klaar.
18. De slaven durven hun meester niet te antwoorden, omdat zij straf vrezen.
19. De dienaren geven de paarden water.
20. Leerlingen moeten gehoorzamen aan leraren.
21. De bodes naderen de consul.
22. De boom verschaft ons schaduw.