Lego
Hoofdstuk 6, tekst 1: Het optreden van Plinius Maior
Een ongewoon uitzichtHij was te Misenum en voerde in eigen persoon het bevel over de vloot. Op 24 september bijna op het zevende uur maakt mijn moeder aan hem duidelijk dat aan haar een wolk verschijnt met/van een ongewone grootte en (ongewoon) uiterlijk. Hij had, nadat hij een zonnebad had genomen, vervolgens een koud (water)bad, liggend iets gegeten en was nu aan het studeren; hij vraagt om zijn sandalen, beklimt een plek waarvandaan/waaruit dit wonderlijk schouwspel het best kon worden bekeken. Het scheen (hem), als zeer geleerd man, belangrijk en waard om van dichterbij te leren kennen. Hij beveelt dat een Liburnica klaargemaakt wordt; aan mij, als ik mee wilde komen, geeft hij de gelegenheid (daartoe); ik antwoordde dat ik liever wilde studeren, en toevallig had hij zelf, (iets) gegeven, wat ik moest schrijven/om te schrijven.
Plinius Maior komt te hulp
Hij ging/was op weg naar buiten uit het huis; hij ontvangt wastafeltjes/een brief van Rectina (de vrouw) van Tascus, die hevig verschrikt was door het dreigende gevaar - want haar landhuis lag aan de voet, en er was geen (gelegenheid) tot een vlucht tenzij met schepen -: ze smeekte dat hij haar aan een zo groot gevaar zou ontrukken. Hij verandert zijn plan en, wat hij met wetenschappelijke geest/interesse begonnen was, treedt hij (nu) met de grootste moed tegemoet. Hij laat vierriemers naar beneden trekken, gaat zelf aan boord om niet alleen aan Rectina, maar aan velen - immers de lieflijkheid van de kust was/de kust was wegens haar lieflijke ligging dichtbevolkt - hulp te brengen. Hij haast zich daarheen, waarvandaan anderen vluchten, en houdt de koers, (en) de stuurriemen recht op het gevaar af zozeer los[gemaakt]/bevrijd van vrees, dat hij alle bewegingen van die ramp, alle aspecten, zodra hij (die) met zijn ogen had waargenomen, dicteerde en liet opschrijven.
Plinius Maior blijft kalm
Nadat mijn oom daar(heen) met zeer gunstige (wind) was binnengevaren, omhelst hij de trillende/(hem) die trilde, troost hem, spoort hem aan en, opdat hij zijn angst door zijn eigen kalmte zou verminderen/om te verminderen, beveelt hij dat in een badkuip gedragen wordt; gewassen zijnde/na het bad gaat hij aanliggen, dineert, óf opgewekt, óf, wat even groot (van karakter) is, gelijk aan/als iemand die opgewekt is. Intussen lichtten vanuit de berg Vesuvius op zeer veel plaatsen zeer brede vlammen en hoge branden op, waarvan de gloed en helderheid door de duisternis van de nacht werd opgewekt/versterkt. Hij zei steeds maar weer als een remedie tegen de angst dat vuren, door paniek van boeren achtergelaten, en verlaten landhuizen in de eenzaamheid brandden. Toen gaf hij zich aan de rust (over) en rustte inderdaad/werkelijk een zeer echte slaap; want het heen en weer gaan van de adem/de ademhaling, die aan hem wegens de omvang van zijn lichaam nogal zwaar en nogal luid was, werd door hen, die zich bij de drempel ophielden, gehoord. Maar de binnenplaats, waarvandaan de woonkamer werd betreden/waar de toegang tot de woonkamer was, was al zo, door as en (daardoorheen) gemengde puimstenen gevuld, omhooggekomen, dat, als er een langer oponthoud/verblijf in de slaapmaker was, de uitgang zou worden/werd geblokkeerd. Gewekt komt hij te voorschijn en geeft zich weer terug/voegt zich weer bij Pomponianus en de overigen, die wakker waren gebleven.
Het einde van Plinius Maior
Het beviel hen/ze besloten naar buiten te gaan naar de kust en van heel dichtbij te bekijken, of de zee al iets toeliet; maar deze bleef nog woest en vijandig. Daar vroeg hij, op zijn rug liggend op een neergeworpen linnen doek, eenmaal en nog eens ijskoud water en dronk het op. Vervolgens jagen de vlammen en de geur van zwavel als voorbode van vlammen de anderen op de vlucht, (maar) wekken hem. Steunend op twee slaafjes stond hij op en zakte meteen in elkaar, zoals ik begrijp, omdat zijn ademhaling door de dikkere rook versperd en zijn keel gesloten was, die voor hem van nature zwak en nauw en vaak ontstoken was. Zodra de dag/het daglicht was teruggekeerd (dat was de derde vanaf/na die hij het laatste had gezien), is zijn lichaam gevonden, intact, ongedeerd en bedekt, zoals hij was gekleed: de houding van het lichaam was meer gelijk aan/leek meer op een slapende/iemand die slaapt dan aan/op een gestorvene. Intussen (waren) te Misenum ik en mijn moeder - maar dat is niet van belang voor de geschiedschrijving, en jij hebt niets anders dan over zijn einde willen weten.