Examenboeken > 2010: Cicero
17. De getuigen
En ik voor mij wachtte gespannen af wie dan wel die rechtschapen mannen waren die als getuigen van dit zo duidelijk gegrepen vergif werden genoemd; er zijn er immers tot nu toe geen genoemd.Maar ik twijfel er niet aan dat zij zeer gewichtig zijn, die eerst zodanig vertrouwelingen zijn van zo’n vrouw, vervolgens namen zij deze taak op zich, zodat zij zich opeen lieten pakken in het badhuis dat zij nooit voor elkaar had gekregen behalve van zeer eerlijke mannen en mannen van zeer volle status, al is zij nog zo machtig.
Maar waarom spreek ik over de waardigheid van die getuige? Verneem hun moed en nauwkeurigheid. “Ze hebben zich in badhuizen verstopt”. Wat een geweldige getuigen! “Vervolgens zijn ze zomaar tevoorschijn gekomen.” Wat een ingetogen mensen!
Jullie stelden het zo voor dat toen Licinius was gekomen hij het doosje in zijn hand hield, toen hij het probeerde over te geven, toen hij het nog niet had overhandigd, dat die beroemde getuigen zonder naam toen plotseling naar buiten gestormd waren, dat Licinius echter toen hij al zijn hand had uitgestrekt om het doosje te overhandigen, dat hij zich al had teruggetrokken en dat hij door die plotselinge aanval van die mensen snel op de vlucht was geslagen.
O, grote kracht van de waarheid, die zichzelf makkelijk verdedigt op eigen kracht tegen de vindingrijkheid van mensen, tegen de geslepenheid, tegen de sluwheid en tegen de verzonnen hinderlagen van iedereen.