Fortuna > Boek 1
Hoofdstuk 5, tekst A - taaloefening
1. De broers beschermen de stad en de god beschermt de broers.2. De twee broers liggen bij de rivier: plotseling zien ze een mooi meisje.
3. De vader en moeder verlaten de stad. Zij vrezen groot gevaar.
4. De god en godin denken: altijd komen ze naar de tempel en altijd zorgen ze voor het vuur.