Ovidius
Metamorfosen: Circe
Aankomst bij Circe Met. 14.242-53 (pag. 102)Treurend omdat we een deel van onze makkers hadden verloren en veelvuldig luid klagend komen we in dat land terecht dat je hiervandaan op een afstand ziet – [alleen] op een afstand, geloof mij, moet dat eiland bekeken worden,
245 geloof mij! Ook u, o meest rechtvaardige van de Trojanen, zoon van een
godin (want niet moet u Aeneas, nu de oorlog beëindigd is, vijand genoemd worden), ik waarschuw, ontvlucht de kusten van Circe! Ook wij, na ons schip vastgebonden te hebben op Circe’s kust, weigerden te gaan, denkend aan
250 Antiphates en de wilde Cycloop, en het onbekende huis te betreden; door het lot zijn wij uitgekozen, het lot stuurde mij en de trouwe Polites en Eurylochus en tegelijk de dronkelap Elpenor en tweemaal negen makkers naar het huis van Circe.
Het paleis van Circe Met. 14.254-70 (pag. 102)
Zodra wij dit bereikten en op de drempel [van het paleis] stonden, joegen
255 duizend wolven en met (vermengd met) [die] wolven én beren én leeuwinnen [ons] angst aan doordat ze op ons af kwamen stormen (door het aanstormen). Maar we hoefden voor geen enkele bang te zijn, geen enkele was van plan ons lichaam te verwonden (een wond aan te brengen op ons lichaam); ja zelfs zwaaiden (bewogen) zij hun staarten liefkozend door de lucht en volgen ons op de voet (vergezellen) al kwispelend (onze voetsporen), totdat dienaressen
260 [ons] ontvangen en door de met marmer beklede hal (hallen) naar hun mees-teres leiden. Zij zit in een fraai vertrek, op een plechtstatige troon en gehuld in een glanzende mantel wordt zij bovendien omhuld door een met goud bestikte sluier. Samen met haar [zitten] Nereïden en nimfen die niet met de beweging
265 van hun vingers spinnen en niet de draden, die [hun vingers] volgen, trekken; [maar] zij sorteren grassen en scheiden in mandjes door elkaar (ordeloos) uitgestrooide bloemen en kruiden verschillend van kleur. Zelf beoordeelt zij het werk dat dezen verrichten, zelf weet zij welke werking zit in ieder blad, hoe ze
270 gezamenlijk werken na gemengd te zijn en aandachtig weegt zij de toegewezen (porties) kruiden af.
Circe verandert de mannen in zwijnen Met. 14.271-90 (pag. 103)
Toen zij ons zag, ontspande zij, na wederzijdse begroeting, haar gelaatstrekken en [met] haar gunstige woorden gaf zij ons hoop (zij gaf terug woorden gunstig voor onze hoop); en onverwijld geeft zij de opdracht geroosterde gerstekorrels en honing en koppige wijn te vermengen met kaas, en zij voegt sappen toe
275 die heimelijk verborgen moeten blijven onder deze zoetheid. Wij nemen de bekers aan gegeven door haar goddelijke rechterhand. Zodra wij deze dorstig met uitgedroogde mond hebben leeggedronken en de verschrikkelijke godin met haar staf het uiteinde van onze haren heeft aangeraakt (wel schaam ik mij, maar toch zal ik het vertellen), begon ik ruig te worden met borstelig haar
280 en niet meer te kunnen spreken, begon ik in plaats van woorden rauw geknor te laten horen en begon ik mij met mijn hele gezicht voorover te buigen naar de grond; en ik voelde mijn mond verharden tot (met) een gebogen snuit, mijn nek zwellen door spieren, en met het deel [van het lichaam] waarmee zojuist door mij de beker was gepakt, met dat deel ging ik/liep ik (maakte ik sporen).
285 En met mijn lotgenoten (degenen die hetzelfde ondergingen) (zoveel kunnen tovermiddelen) word ik opgesloten in een varkenskot; en wij zagen dat Eury-lochus als enige niet de gedaante van een zwijn had, als enige weigerde hij de aangereikte beker. Als hij die niet had vermeden, zou ik ook nu nog steeds een van het borstelig vee zijn en niet zou Ulixes, door hem op de hoogte gesteld
290 van zo’n grote ramp, als wreker naar Circe zijn gekomen.
Odysseus redt zijn mannen Met. 14.291-307 (pag. 104)
Aan hem had de vrede brengende Cyllenius/Mercurius een witte bloem gege-ven; molu noemen de hemelgoden hem, door een zwarte wortel wordt hij vastgehouden. Hierdoor veilig en tegelijkertijd door de goddelijke waarschuwingen gaat hij het huis van Circe binnen en uitgenodigd tot de verraderlijke beker
295 weerde hij [haar] af, toen zij met haar staf licht zijn haar probeerde aan te raken en schrikte [haar] angstig door zijn getrokken zwaard af. Vervolgens zijn een woord van trouw gegeven en de rechterhanden, en in haar slaapkamer ontvangen vraagt hij (het herstel van) de lichamen van zijn mannen als bruidsschat. Wij worden besprenkeld met het betere sap van een onbekend kruid en worden
300 op ons hoofd geslagen met de slag van haar omgekeerde staf, en er worden woorden gesproken tegengesteld aan de woorden die [eerder] gezegd zijn; naarmate zij meer zingt, des te meer richten wij, opgeheven van de aarde, ons op, en het borstelig haar valt (af) en de spleet verlaat de gespleten hoeven, onze schouders keren terug en onderarmen zijn onder onze bovenarmen geplaatst.
305 Huilend omarmen wij hem die huilt en wij omklemmen de hals van onze leider, en de eerste woorden die wij spraken waren woorden van dank (en niet spraken wij enige woorden eerder dan woorden die ons dankbaar verklaarden).
Pygmalion wordt verliefd Met. 10.243-69 (pag. 116)
Omdat Pygmalion had gezien dat zij de tijd doorbrachten in verdorvenheid, leefde hij, aanstoot nemend aan de fouten, die de natuur in zeer groten
245 getale aan de vrouwelijke geest gegeven heeft, zonder echtgenote als vrijgezel en miste hij lang een deelgenote van zijn slaapvertrek / huwelijk. Intussen bewerkte hij sneeuwwit ivoor succesvol met zijn wonderbaarlijke vakmanschap en hij gaf het een vorm waarmee geen enkele vrouw geboren kan worden,
250 en hij vatte liefde op voor zijn eigen werk. Het gezicht is van een meisje, zó echt, dat (van een echt meisje, zodat) je zou geloven dat ze leefde en dat ze, als schroom niet in de weg stond, (zich) wilde bewegen: zozeer is de kunst verborgen door haar eigen vakmanschap. Pygmalion staat verbaasd en vat liefdesvuur voor het nagebootste lichaam op in zijn borst. Dikwijls legt hij zijn handen op zijn werk die aftasten of dat een lichaam is of ivoor en hij geeft
255 niet toe dat het nog [steeds] ivoor is, hij geeft [het] kussen en denkt dat ze teruggegeven worden en hij praat [ertegen] en houdt [het] vast, maar gelooft dat zijn vingers een kuiltje maken in de ledematen, als ze aangeraakt zijn, en hij is bang dat een blauwe plek ontstaat (komt) op haar lichaam, als daarop [door hem] druk uitgeoefend is (dat gedrukt is).
260 En nu eens gebruikt hij vleiende woordjes, dan weer brengt hij cadeautjes die meisjes leuk vinden (welkom voor meisjes) voor haar mee, schelpjes en gladde edelsteentjes en kleine vogeltjes en bloemen met (van) duizend kleuren en lelies en beschilderde balletjes en de van de bomen gegleden tranen van de Heliaden. Ook versiert hij haar lichaam met kleren; hij geeft aan haar vingers
265 edelstenen, hij geeft lange halskettingen aan haar hals; aan (vanaf) haar oren hangen lichte pareltjes, kettingen op (vanaf) haar borst. Alles staat haar goed; maar naakt schijnt zij niet minder mooi. Hij plaatst haar op kussens met Sidonisch purper geverfd (geverfd door de Sidonische schelp) en hij noemt haar zijn bedgenote (deelgenote in het bed) en hij legt haar nek, alsof die dat zou voelen, leunend neer in zachte veren.
Het feest van Venus en de wens van Pygmalion Met. 10.270-79 (pag. 117)
270 De feestdag van Venus, zeer drukbezocht op heel Cyprus, was gekomen, en jonge koeien, met de gekromde horens bedekt met goud, waren dood neergevallen, getroffen in hun witte nek, en wierook rookte, toen Pygmalion, nadat hij zijn offergave voltooid had, bij het altaar bleef staan en bedeesd zei:
275 ‘als, goden, jullie alles kunnen geven, dan wens ik dat mijn echtgenote is’, omdat hij niet durfde te zeggen ‘mijn ivoren meisje’, ‘[eentje] gelijk aan het ivoren [meisje].’ Aangezien de gouden Venus zelf aanwezig was op haar feest, begreep ze wat die wens betekende, en, als teken van haar gunstig gezinde goddelijke macht, is er driemaal een vlam ontvlamd en leidde (trok) een vuurtong door de lucht.
Pygmalions wens gaat in vervulling Met. 10.280-97 (pag. 118)
280 Zodra hij teruggekeerd was, ging hij naar het beeld van zijn meisje en terwijl hij ging liggen op het bed, gaf hij het kussen: zij scheen lauw te zijn; opnieuw brengt hij zijn mond naar [haar], ook tast hij met zijn handen haar borst af: het ivoor wordt onder zijn handen (afgetast zijnde) zacht en nadat de hardheid afgelegd was, gaf het toe aan [de druk van] zijn vingers en het geeft mee (wijkt),
285 zoals was van de berg Hymettus door de zon weer zacht wordt en met de duim bewerkt zich laat buigen tot veel vormen en door het gebruik zelf hanteerbaar wordt. Terwijl hij stomverbaasd staat en zich aarzelend verheugt en bang is bedrogen te worden (zich te vergissen), betast hij opnieuw en opnieuw vol liefde met zijn hand [het voorwerp van] zijn wens. Het was een lichaam;
290 de aderen, betast door zijn duim, kloppen. Dan spreekt de held van Paphos werkelijk een vloed van woorden uit, waarmee hij Venus dank brengt, en eindelijk drukt hij met zijn mond [op] haar niet onechte mond en het meisje voelde de gegeven kussen en ze begon te blozen, en terwijl ze haar schuchtere blikken naar het licht ophief, zag ze tegelijk met de hemel haar geliefde. De
295 godin is aanwezig op het huwelijk dat zij tot stand bracht, en weldra, nadat de horens van de maan negen maal tot een volle cirkel bij elkaar gebracht waren, baarde zij Paphos, aan wie het eiland zijn naam ontleent.