Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 1

Hoofdstuk 11, tekst A - taaloefening

A
1. Tu valde insignis es= Jij bent erg opvallend/bijzonder/bekend.
2. Dux magnae virtutis erat = Hij was een aanvoerder met/van grote moed.
3. Vos saepe in templo Minervae estis = Jullie zijn vaak in de tempel van Minerva.
4. Ego semper domi sum = Ik ben altijd thuis.
5. Vir amicus regis fuit = De man was een vriend van de koning.
6. Pater plenus amoris filiae erat = De vader was vol van liefde voor zijn dochter.

B
1. Jij bent;mv.: estis
2. wij waren; ev.: eram
3. wij kunnen; ev.: possum
4. hij is geweest, hij was (p.); mv.:fuerunt
5. ik heb gekund, ik kon (p.); mv.: potuimus
6. zij zijn; ev.: est
7. zij konden; ev.: poterat
8. jij kunt; mv.: potestis
9. jullie zijn geweest, jullie waren (p.); ev.: fuisti
10. zij kunnen; ev.:potest
11. te kunnen; ev. of mv. niet van toepassing
12. hij zal zijn; mv.: erunt

C
1. De stad Rome had altijd twee consuls.
2. Wij pakten de wapens en deden een aanval.
3. Ik kon niet komen: daarom ben ik droevig.
4. Wij kunnen de redevoering niet horen, omdat het geschreeuw groot/luid is.
5. Jullie kunnen de vijanden overwinnen, als jullie niet bang zijn voor de vijanden.
6. Niet overal beschermden muren Rome.
7. Allen kon horatius, een man met grootste dapperheid, Rome niet redden.
8. Konden de Romeinen hun brug niet bewaken?
9. Waar bent u geweest, Heer?
10. Jouw plan was slecht

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.338

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18