Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 2 nieuwe druk

Hoofdstuk 22, tekst A: taaloefeningen

A.1.Terwijl de opperbevelhebber een teken geeft/gaf.
2.Terwijl de senator een brief schrijft/schreef.
3.Terwijl Caesar de soldaten in gevaar brengt/bracht.
4.Terwijl hij de misdaad begaat/beging.
5.Terwijl hij het water drinkt/dronk.
6.Terwijl Augustus het huis vergroot/vergrootte.
7.Terwijl Cicero de staat redt/redde.
8.Terwijl Gaius Caesar de naam van Augustus ontvangt/ontving.
9.Terwijl de soldaten het uischreeuwen/uitschreeuwden.
10.Terwijl de vijanden de stad binnenvallen/vielen.

B.1.De goden hielpen ons terwijl we overwonnen
2.Wij overwonnen met hulp van de goden.
3.Caesar kwam de senaat binnen terwijl ieder zweeg.
4.Allen ontvangen zwijgend Caesar.
5.De vijanden hebben de stad niet ingenomen omdat de burgers weerstand boden.
6.omdat het meisje van het paard afviel is zij verwond.
7.De vijanden schreeuwden terwijl ze de stad vernietigden.
8.De vijanden konden vluchten terwijl de opperbevelhebber aarzelt.
9.Plotseling verschenen de Galliers terwijl de Romeinen sliepen.
10.Hannibal kwam aan voor de haven, terwijl ieder bang was.