Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Phoenix > Boek 4

De bello Helvetico

§1-6: Langs alle kanten wordt het gebied van de Helvetiërs door de natuur

omgeven: aan de ene kant heb je de zeer brede en zeer diepe Rijn, die het

grondgebied van de Helvetiërs scheidt van de Germanen; aan de andere kant heb je

de zeer hoge berg Jura, die zich bevindt tussen de Sequanen en de Helvetiërs; aan

de derde kant heb je dan weer het meer van Genève en de rivier de Rhône, die onze

provincie van de Helvetiërs scheidt. Door deze redenen kwam het dat ze niet ver

konden rondtrekken en heel moeilijk oorlog konden voeren met hun buren; en om die

reden werden de mensen; en om die reden werden de mensen, vol verlangen naar

het oorlog voeren, door een groot verdriet getroffen. Maar ze meenden dat zij voor

dat grote aantal mensen, voor hun roem in de oorlog en voor hun dapperheid, te

enge grenzen hadden. Daarom besloten ze om uit hun gebieden weg te gaan met al

hun bezittingen. Toen ze meenden dat ze klaar waren voor deze onderneming,

staken ze al hun steden, in aantal ongeveer 12, hun dorpen, ongeveer 400 en de

overige private gebouwen in brand. Ze verbrandden al het graan, behalve dat wat ze

van plan waren met zich mee te dragen. In het totaal waren er 2 wegen, waarlangs

ze van huis konden weggaan. Een ging door het gebied van de Sequanen, nauw en

moeilijk, tussen het Iuragebergte en de Rhône, waarlangs nauwelijks 1 kar kon

worden geleid. Maar de zeer hoge bergen beheersten de weg zodat zeer weinigen

gemakkelijk de doortocht konden verhinderen. De andere weg ging door onze

provincie, nogal zeer gemakkelijk en nogal zonder problemen, voornamelijk omdat

tussen het gebied van de Helvetiërs en de Allobrogen, die juist onderworpen waren,

de Rijn stroomde en hij doorwaadbaar is op enkele plaatsen. Genève is de laatste

stad van de Allobrogen en dicht bij het gebied van de Helvetiërs. Vanuit die stad

reikte een brug tot Helvetië. Nadat alle zaken in gereedheid gebracht waren voor het

vertrek, bepaalden ze de dag, waarop ze allen bijeen zouden komen op de oevers

van de Rhône. Die dag was 28 maart, onder het consulaat van L. Piso en A.

Gabinius (58 v. Chr.).


§27-30: één weg door het gebied van de Sequanen bleef over, waarlangs ze niet

konden gaan zolang de Sequanen het niet wilden wegens de smalle bergpaden. De

Helvetiërs verkregen door toedoen van Dumnorix van de Haeduers die een grote

invloed had bij de Sequanen, dat ze verdroegen dat de Helvetiërs door hun gebied

gingen.

Toen Caesar dat te weten kwam, ging hij zelf naar Italië met lange tochten … en

ronselde daar 2 legioenen en hij leidde 3 legioenen die overwinterden in Aquileia,

weg uit het winterkamp en begaf zich met deze 5 legioenen langs de kortste weg

door de Alpen naar zijn provincie.

De Helvetiërs hadden al door de smalle bergpaden en het gebied van de Sequanen

hun troepen overgebracht en hadden het gebied van de Haeduers en de

Allobrogen bereikt en plunderden hun velden. Omdat de Haeduers zichzelf en hun

bezittingen niet van hen konden beschermen, zonden ze gezanten naar Caesar.


§ 54: De volgende dag breken de Helvetiërs hun kamp op. Caesar deed

hetzelfde en zendt zijn hele ruiterij voorop om te zien naar welke kant de vijand een

tocht maakt. Caesar weerhield zijn manschappen van een gevecht en had genoeg

werk voor het ogenblik met het verhinderen van plunderingen door de vijand. Zo

maakten ze 15 dagen een reis, maar de voedselvoorziening begon op te raken voor

de Romeinen.





§ 63: Intussen stelde hij zelf zijn manschappen op een heuvel op met in het

midden 4 legioenen van veteranen. Op het hoogste punt van de juk beval hij dat 2

legioenen, die hij onlangs in Gallia Cisalpina had geronseld, en de hulptroepen

werden geplaatst en de hele berg gevuld werd met mensen en later de bagages bij

een plaats bijeengebracht werden en deze verdedigt werd door hen, die op de

bovenste slagorde waren opgesteld.

§68-70: Nadat de Helvetiërs met al hun karren waren gevolgd, brachten

al hun bagages op 1 plaats bijeen. Nadat ze de falanx hadden gevormd en onze

ruiterij hadden afgeslagen, rukten ze in zeer gesloten slagorde op tot onder onze

eerste slagorde. Zo werd aan beide kanten een zeer lange en felle veldslag

gevochten, want niemand kon in deze veldslag waarbij van het 7de uur tot de avond

gevochten werd, een vluchtende vijand zien.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.339

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18