Horatius
Oden II, 10
Je zal je leven beter sturen, Licinius, wanneer je noch aldoorde hoge zee zoekt noch in voorzichtigheid voor stormen bevreesd
te zeer de lastige kust houdt. Alwie het gulden maat houden
verkiest blijft veilig verschoond van de smerigheid van een
bouwvallig huis, maar in soberheid ook verschoond van afgunst
om een hofstee. Vaker heeft juist de reusachtige pijnboom van de
winden te lijden, vallen met zwaarder geweld de hoge torens,
worden de toppen van de bergen door de bliksem getroffen.
Het hoopt bij wangunst, vreest bij voorspoed omslag van het
lot, het hart, dat goed is toegerust. Jupiter brengt de akelige
winters aan, maar verjaagt ze ook weer. Neen, als het nu slecht
gaat, hoeft dat in de toekomst niet zo te zijn: ooit brengt Apollo
met zijn citer de zwijgende Muze tot leven, lang niet altijd
spant hij zijn boog. Toon je in benarde omstandigheden moedig
en sterk, maar wees wel zo verstandig de zeilen, als ze door
al te voorspoedige wind gezwollen zijn, te reven.